Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


woensdag 21 september 2016

Verbonden met Israel

Israel en kerk
De eerste zondag van oktober is in de kerk, zo lang ik weet, Israëlzondag; naast dat we Israël elke zondag tegen komen in de liturgie. In het besef dat zowel joden als christenen hun eenheid vinden in de God van Israël.
Ik acht het zinvol, als een vorm van permanente educatie, om middels een speciale zondag ons als christelijke gemeente wakker te houden en te bepalen bij de Joodse wortels van het christelijk geloof en de relatie met het levende Jodendom.

In 1949, net na de Tweede Wereldoorlog en de vestiging van de staat Israël, stelde de hervormde synode een jaarlijkse Israëlzondag vast. Het werd de eerste zondag in oktober. In  die periode vallen de grote feesten in het Jodendom: Rosj Hasjana (Nieuwjaarsdag), Jom Kippoer (Grote Verzoendag), Soekot (Loofhuttenfeest).
Er zijn drie motieven voor zo’n aparte markering in het kerkelijk jaar: gestalte geven aan de verbondenheid met het volk Israël, bezinning op de relatie Kerk en Israël, en gebed voor het volk Israël.

Velen, buiten en binnen de kerken, denken heden ten dage bij Israël niet alleen of in eerste instantie aan de relatie met het volk Israël, maar aan de staat en aan het conflict tussen Israel en de Arabische buurlanden. Het conflict breekt door alles heen. Bidden voor het volk Israël kun je niet meer los zien van bidden voor Palestijnen in de door de staat Israel bezette gebieden. Hoe doe je dat? De roeping tot het gestalte geven aan in de Protestantse kerk zogenoemde ´onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël´ gaat samen op met de diaconale roeping en de roeping tot oecumenische verbondenheid met christenen wereldwijd, inclusief Palestijnse christenen.

Ook al kunnen deze roepingen botsen en schuren, de Protestantse Kerk kan geen van deze roepingen veronachtzamen. In de beleidsnota over het Israëlisch-Palestijnse conflict uit 2008 wordt nog eens verwoord dat de keuze voor het woord onopgeefbaar ‘verstaan dient te worden tegen de achtergrond van een eeuwenlange geschiedenis waarin de kerk zich sterk had vervreemd van haar wortels in het volk Israël, met alle voor Israël – en op een andere manier voor de kerk – desastreuze gevolgen’. Met andere woorden: in de kerk is theologische herbezinning een permanente must. In de eerste plaats om niet weer te vervallen in bijbelverstaan waarmee anti-semitisme (weer) gerechtvaardigd zou kunnen worden. En in de tweede plaats, daartoe geroepen door mede-christenen in Palestina, om niet illegale bezetting en schending van mensenrechten bijbels recht te praten.

Deze van twee kanten nodige bezinning brengt ons verlegenheid, waar we doorheen zullen moeten.
In de eerste plaats is er het besef, meestal onuitgesproken, met Israël dezelfde God te aanbidden. De God van Abraham, Isaak en Jakob is dezelfde als de Vader van Jezus Christus -de Zoon van David-. Israël is in de liturgie een vanzelfsprekende aanwezigheid in onze aanbidding van God. De liturgie is in al zijn facetten de aanbidding van Israëls God. Dat is niet zozeer een kwestie van meer aandacht maar van gelovig bewustzijn.
In de tweede plaats delen wij de Schriften met Israel. Het is daarom van belang ervoor zorg te dragen dat in elke eredienst die Schrift wordt gelezen. De gangbare leesroosters voorzien voor iedere zondag in lezingen uit het Eerste Testament. Die lezen wij en horen we nadrukkelijk als basis voor de verkondiging van het evangelie en de liedkeuze (waarin minimaal een psalm). Het nieuwe Liedboek neemt uitdrukkelijk de psalmen, de liturgie van Israël, op.
En ten derde is dus de vraag, van ons als christenen aan onszelf, en van Israel aan ons en van ons aan Israel: hoe lezen we, hoe verstaan we de -gezamenlijke- Schrift, de TeNaCh, het Eerste Testament?

 Samen met joden, in Antwerpen, in Amsterdam, in Berlijn, in New York, in Jerusalem, putten we uit dezelfde bronnen, leven we vanuit dezelfde woorden. Mét alle weerbarstigheid kunnen we keer op keer leren en beleven dat de God van Israël een God van compassie en recht is, voor alle mensen.
    (Met dank aan de landelijke werkgroep Kerk & Israel.)

Antisemitisme
Stel dat je vrienden de ´Protocollen van de wijzen van Zion´ hebben gelezen, samen met alle verhalen van middeleeuwse bloedsmaad, en dat zij elk woord geloven.
Je kunt protesteren- maar ze lezen het op het internet, in The Guardian en de Electronic Intifada, dus het moet waar zijn! Als je probeert uit te leggen dat de joden niet de banken en de media aansturen, noch dat zij achter 9/11 zaten, noch dat zij ISIS beheren, noch kinderen vermoorden (of hun organen stelen), jou wordt verteld dat je dit natuurlijk graag wil geloven over die verraderlijke mensen, maar je vriend weet het t best – en meer dan dat, jij probeert vrijheid van meningsuiting te verstikken.

Vervolgens wordt je getrakteerd op een discussie over hoe je vriend, in goede geweten moet opstaan en vrijmoedig zich moet uitspreken tegen de moord op kinderen en alle andere kwalen waarvan de protocollen (oude en nieuwe) de joden beschuldigen, omdat kinderen vermoorden verkeerd is, genocide verkeerd is, apartheid verkeerd is en wereldheerschappij proberen te krijgen ook te betreuren is.

Is er dan toch wel iets te zeggen dat hen ervan kan overtuigen dat ´de´ joden niet al deze verschrikkelijke dingen doen.

Hoe kennis maken met Israel en Israels God?
In ons dorp, waar ik ben grootgebracht, in de jaren 50, was een joods gezin; de man was onze slager, hij slachtte onze koe. Hij was een dorpeling als ieder ander, behalve dat hij een nakomeling was (in de diaspora) van het volk van die mooie bijbelse verhalen van de zondagsschool, over Jozef, David e.m. Spannend ! En overlevende (besefte ik later) van de uitroeingsstrategie van de nazi´s. En zo raakte ik geboeid door verhalen van Anne Frank en Etty Hillesum en ontdekte ik mooie literatuur van joodse schrijvers, zoals Chaim Potok en I B Singer. Waarin een mooie mengeling van joodse orthodoxie, weemoed, melancholie, vrolijkheid, humor; in Berlijn en New York, b.v. En muziek met dezelfde sfeer, kletzmer. Een mooie verfilming van het verhaal van Yentl ook; waarin de dochter van de rabbi van haar vader wel theologie mocht studeren, tegen de traditie in, maar met de gordijnen van de kamer dicht (want God mocht het wel zien, maar de buren niet). Het ademt gesprek, discussie, alle mogelijkheid om niet in dogma´s vast te gaan zitten (zo leek het), zelfkritisch. Ja, niet zo saai als mijn protestantse kerk op dat moment.

En wat was het een mooie kans om, weer wat later, naar het land Israel te gaan en daar als vrijwilliger in de kibbutz te ondergaan hoe het is om te leven in de ideaal-samenleving ´waar men alles gemeenschappelijk had´. ´Shalom´ als begroeting, waar ik ´moi´ gewend was (met ook, bij het weggaan, ´ajuu´; waarvan ik pas veel later begreep dat dat een verbastering was van ´a dieu´, ga ´met God´).
En dan ook nog hevig verliefd worden op een Israelisch meisje. En dan gaandeweg ontdekken dat in het jodendom ook diverse stromingen zich ontwikkeld hebben, net als in het christendom, met uitersten die niet meer met elkaar in gesprek zijn. En dan vervolgens bewuster en nadrukkelijk op zoek gaan naar die joodse achtergrond van Jezus. En zo ontdekken dat het zogenoemd Nieuwe Testament het Oude niet overbodig maakt, integendeel. Jezus en Paulus leven een specifiek joods geloof. De God over wie in de TeNaCh verteld wordt, daarover getuigt men dat het die God is die het volk uit de slavernij bevrijd heeft. Zo heeft het volk vervolgens, meerdere keren, het vertrouwen gekregen dat met die God bevrijding uit de machten van de dood mogelijk is; als ze zich maar (weer) op diens 10 aanwijzingen richten.

Via Jezus en Paulus m.n. kunnen ook niet-joden (gojim = uit ´de volken´ =´heidenen´) deze God voor hun leven van betekenis verklaren. Machten van de dood, on-geesten, kunnen met deze God overwonnen worden. En dat is wat ik vervolgens herken in de denkwijzen van christelijke theologen als Bonhoeffer en Miskotte en Veerkamp.

Israel heeft (me) een God leren kennen die geen god, of afgod, of on-geest, wil zijn; die daar niets mee te maken wil hebben (en die Abraham wegroept van de godenwereld van zijn vaderstam) en juist zo als een goede God functioneert, gericht op een toekomst van vrede en recht.
Zelfkritisch-zijn zit dus ook in deze traditie verweven. En het is dus vanwege de hedendaagse on-geesten die her en der de kop opsteken (terrorisme, racisme, anti-semitisme, islamofobie, fascisme, ...) dat we ons opnieuw zullen moeten bezinnen. Wat kunnen we (joden, christenen, moslims en andere mensen van goede wil) leren door de geschriften te lezen vanuit de vraag: welke aanwijzingen voor bevrijding worden ons aangereikt?
-Een dringende oproep daartoe hoor ik o.a. bij Palestijnse christenen, die te maken hebben met Israelische bezetters die hun onderdrukkende praktijk legitimeren met de bijbel in de hand (met hun interpretatie). En tot mijn verrassing reageren evangelicals (een christelijke stroming met een traditionele bijbelleeswijze) in ´Christ at the checkpoint´ in Betlehem, heel welwillend op deze oproep.

Intrigerend is ook dit: Op 7 en 8 november a.s. vindt in Utrecht een internationaal symposium plaats: Symposium Jezus en Paulus - joodse hervormers Jezus en Paulus: joodse broeders - joodse hervormers. Het is dit thema waarvoor Kerk & Israël uitgebreid aandacht vraagt.
Ik ben benieuwd naar de uitkomsten daarvan.
(Gepubliceerd in de najaarseditie 2016 van KiM, Kerk in het midden, Nieuws van de Nieuwe Kerk, Middelburg. jrg 6, nr. 13.)

vrijdag 24 juni 2016

Het Grote Verhaal

Ton Veerkamp vertelt de politieke geschiedenis van het ‘Grote Verhaal’.  Het verhaal van jodendom en christendom, van Thora en Bijbel.

Ton Veerkamps heimwee naar een bewoonbare wereld. De Bijbel is per slot van rekening een eeuwenoude bron van sociaal denken, ook zinvol voor hedendaagse politiek betrokken mensen.

(Presentatie van: Ton Veerkamp, Deze wereld anders. Politieke geschiedenis van het Grote Verhaal, Uitg. Skandalon Vught.)

Het grote verhaal van de bijbel en van de tradities die daaruit zijn voortgekomen, is gericht op de bevrijding en emancipatie van mens en samenleving. Dat was ook de inzet van Verlichting en socialisme. Wat is daar nog van over en hoe gaan we verder? Rest ons nog enkel rouwverwerking, of kunnen nieuwe perspectieven rond bevrijding en emancipatie worden geformuleerd, in het verlengde van het grote verhaal en als nieuwe articulatie daarvan?

Ton Veerkamp, theoloog, voormalig Jezuïet. Na filosofie en theologiestudies in Nederland en de VS (Nijmegen, Maastricht, New York), ging hij van 1970 tot 1989 aan de slag als studentenpastor van de Evangelische Studentengemeinde voor buitenlandse studenten aan Berlijnse Hogescholen. Hij was jarenlang hoofdredacteur van het exegetische tijdschrift Texte und Kontexte. Hij publiceerde o.a. De vernietiging van de Baäl (1983) en Der Gott der Liberalen (2005).

Oorspronkelijk was de Tora een politiek ontwerp vanuit het Joodse volk voor een maatschappij met vrijheid en gelijkheid voor iedereen: niet een andere wereld, maar deze wereld anders! Een aards boek over aardse zaken, in de volledig andere taal van die tijd.
Het christendom richtte zich met dit Grote Verhaal op de hemel, de hemel van de volksreligies. De aarde werd bijzaak en daarvoor betaalde het christendom met een vaak buitensporige aanpassing aan een wereld van macht en onderdrukking. Ze hield met die leer stand tot ver in de moderne tijd.
Het verlangen naar menselijkheid en rechtvaardigheid is echter nooit gedoofd: het Grote Verhaal blijft.

Met zijn boek Deze wereld anders onderneemt Ton Veerkamp de verdienstelijke poging om, uitgaande van de historische bronnen, het 'Grote Verhaal' van Israël en de oorsprong van het christendom uit te leggen. Veerkamp vertelt in zijn boek het verhaal van het Joodse volk vanaf de verwoesting van Jeruzalem in 600 voor Christus, tot aan het einde van het Romeinse Rijk, rond het jaar 500. Het Griekse rijk van Alexander de Grote komt in beeld, met de cultuur van het Hellenisme, en veel later de komst van de Romeinen in de regio. En uiteindelijk betreden de christelijke keizers in Rome en Constantinopel het toneel.

Het gaat Veerkamp om de kritische rol die het Joodse volk speelde, wat tot uitdrukking kwam in hun religieuze geschriften. 'Deze wereld anders' is een oefening in een manier van lezen die tekst en context bijeenhoudt: Groot Verhaal en politieke economie. Een zeldzaam standaardwerk, met bijbels-theologische hoofdlijnen van praktisch elk bijbelboek. Het boek cirkelt om de overtuiging dat het Joodse volk de keuze maakte voor een alternatieve samenleving, gegrond op recht en gerechtigheid, autonomie en gelijkheid. De hooggestemde idealen werden echter bekritiseerd en weggehoond, ook door tegenstemmen in het volk zelf. Niettemin bleek een kleine groep trouw aan ‘het Grote Verhaal’.

Op vrijwel elke pagina van dit boek lees je over recht, bevrijding, autonomie, onderdrukking– of hoe de sociale orde ook wordt benoemd. Dat zal voor veel Bijbellezers een verrassende – of bevreemdende– benadering zijn. Christenen lezen de Bijbel doorgaans als een persoonlijk geloofsboek. Met het oog op je persoonlijke vragen, zorgen en verlangens lees je psalmen, profetieën en Bijbelse geschiedenissen. Wat je leest, vertaal je naar je eigen individuele situatie.

Een herderslied als Psalm 23 geeft je troost en bemoediging, terwijl de brieven van Paulus je motiveren om als vernieuwd mens te leven, geïnspireerd door de Geest. Maar is dat het hele verhaal? Of nog scherper gesteld, is dat wel het eigenlijke verhaal van de Bijbel? Ton Veerkamp vindt dat je de Bijbel vooral als een politiek geschrift moet lezen, een boek dat mikt op respectvolle sociale verhoudingen en op gerechtigheid in de samenleving.
Ook andere theologen trekken wel lijnen naar politiek en samenleving, maar Veerkamp gaat nog stappen verder. Hij is tamelijk radicaal in zijn opvatting dat het in de Bijbelse geschriften gaat om protest tegen zaken als grootgrondbezit en uitbuiting door de heersende klasse.

Tora-republiek
Het grote beginpunt van Het Grote Verhaal ligt wat Veerkamp betreft bij de periode rond het jaar 400 voor Christus. Toen keerden de Joden terug uit de ballingschap in Babel. Op dat moment neemt de profeet Nehemia de leiding en dan ontstaat -wat hij noemt- de ‘Tora-republiek’.
Volgens Veerkamp was dit een compleet nieuw initiatief: een maatschappijvorm die niet gebaseerd was op macht en geld, niet op hebzucht en gewin, maar op de principes die het Joodse volk ontleende aan zijn geloofstraditie.
Het Bijbelboek Deuteronomium bv., dat de bevrijding van Israël uit Egypte als achtergrond heeft, dringt erop aan om als bevrijde mensen zelf nu ook ‘het land te bevrijden van uitbuitings-verhoudingen en daardoor een orde van autonomie en gelijkheid te stichten’.

Rond het jaar 300 voor Christus kreeg het zogenoemde hellenisme vat op het Midden-Oosten. Het kwam erop neer dat de Griekse cultuur een grote verspreiding kreeg, die eeuwen zou duren.
De Joden die zich na de veroveringen van Alexander de Grote in het Egyptische Alexandrië hadden gevestigd, stonden daardoor voor de vraag hoe zij het eigene van hun geloofstraditie, het Grote Verhaal, in hun nieuwe context zouden kunnen vertolken.
Veerkamp noemt de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, de zogenoemde Septuaginta, een ‘transculturele prestatie van het hoogste niveau’. Het eigen van het Tora-geloof werd nu beschikbaar in de taal van een radicaal andere cultuur. Maar juist de wisselwerking tussen de ene cultuur en de andere – het jodendom en het hellenisme – had fikse risico’s. Het eigen karakter van het Grote Verhaal kan verbleken, en volgens Veerkamp is dat toen -en daarna vaker- gebeurd.
De politieke geschiedenis van het Grote Verhaal van de bijbel is die van nederlagen met af en toe een nieuwe kans. Veerkamp wil laten zien dat de psalmen, b.v., teksten zijn over ‘de ideologische strijd die het Grote Verhaal met het hellenisme voerde’. In het Griekse denken was het rationele en het geestelijke van groot belang, meer dan de aarde en de modder van de samenleving. De psalmen zetten die manier van denken de voet dwars. Je kunt ze niet voor je innerlijke geestelijke behoeften benutten ‘zonder de verrotting van de maatschappij de oorlog te verklaren’, zo zegt Veerkamp.

Het betoog van Veerkamp is geen verhaal van vrolijk-makend succes. Het mooie begin van de Tora-republiek bleef klein, werd weggedrukt, miskend en slecht begrepen. Een nieuwe kans bood de messiaanse gemeente -die zich liet inspireren door het leven van Jezus van Nazaret. De apostel Paulus zag hier een alternatief voor een joodse opstand die alleen maar kon uitlopen op een verschrikkelijke nederlaag -zoals de twee ´joodse oorlogen´ ook bewezen (66-70 en 132-135).
De verovering en verwoesting van Jeruzalem in 70 door de Romeinen maakte duidelijk hoe precair ook dit messiaanse project was. De vier evangeliën willen duidelijk maken dat de nederlaag van de messias en het judese volk níet het laatste woord is. Daarom laten ze de opstanding horen als slotakkoord, niet triomfaal, maar toch als zege. De apostolische geschriften eindigen met het boek Openbaring: de zege van Israel op de Romeinse wereldorde.

De kerk in de eerste eeuwen van het christendom heeft het Grote Verhaal geen recht gedaan, maar wilde zich volgens Veerkamp maar al te graag aanpassen aan de machten die het in de wereld voor het zeggen hebben. Dit is tekenend voor het hele beeld gedurende de eeuwen die Veerkamp beschrijft. Het Grote Verhaal, zo kunnen we begrijpen, is altijd het verhaal van een kleine groep idealisten gebleven, die nauwelijks serieus werden genomen, noch door de wereld, noch door de kerk.

Als je de hele geschiedenis doorneemt, tot en met de kerkvaders, is duidelijk dat het project van
het ‘grote verhaal’ niet is gelukt. Het christendom heeft zich zelfs tegenóver het jodendom gepositioneerd. Er is wel altijd een kleine groep die het draaiende houdt en het verder brengt, in beide tradities, joodse en christelijke. De poging van Marcion om TeNaCh uit de canon te schrappen werd tot ketterij verklaard; hoewel je niet nu de christenen de kost zal moeten geven die het desondanks enkel met een Nieuw Testament-plus-de-Psalmen doen.

Ik, niet wij
Voor Veerkamp is niet de vraag óf God bestaat beslissend, maar de vraag wát in onze samenleving als God fungeert. God is datgene waarin alle maatschappelijke afhankelijkheidsrelaties zich concentreren, zegt Veerkamp. Solidariteit bijvoorbeeld kan dus ‘god’ zijn in een samenleving, maar ook: Eigenbelang, Kapitaal, … Een maatschappij zonder God, zonder een punt waarop alles betrekking heeft en waarvan alles afhangt, bestaat gewoonweg niet.
Datgene wat in de samenleving als ‘God’ wordt beschouwd, vormt een grondstructuur waarrond een ‘Groot Verhaal’ ontstaat. Zo’n ‘Groot Verhaal’ is het verhaal dat een maatschappij aanstuurt en samenhoudt, waarin elke mens zijn plaats en rol aangewezen krijgt –het wordt door de meerderheid van de leden van de maatschappij -bewust of onbewust- aangenomen als: te volgen ‘waarheid’.

Heeft het Grote Verhaal in onze tijd zijn verwerkelijking gevonden -tot op grote hoogte-?
Franse filosofen verkondigden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw ‘het einde van de grote discoursen, van de grote verhalen’. We zijn zogenaamd levensbeschouwelijke neutraal geworden. Deze neutraliteit veroorzaakt echter, zo ziet Veerkamp, een zwart gat of een leegte, die maar al te graag wordt ingenomen door de alles behalve neutrale ideologie van het neoliberalisme dat geleidelijk de geesten van velen is gaan bezetten.
“Zoiets als een maatschappij bestaat niet, er zijn alleen maar individuen en families”, zo drukte Margareth Thatcher het uit in een interview in 1987. Het grote verhaal van het neoliberalisme doet alsof er geen groot verhaal meer is: geen samenhang, geen maatschappij meer. Het neoliberalisme, zegt Veerkamp, was van meet af aan een verkapt religieus concept. Dat blijkt ook uit het van Adam Smith gevolgde concept van de ‘onzichtbare hand’: ieder mag handelen uit eigenbelang, maar een onzichtbare hand zorgt ervoor dat uit al die individuele economische beslissingen een ‘common wealth’ ontstaat, een algemeen belang. Zoiets als: ´ieder voor zich, de Vrije markt voor ons allen´. De ware godsdienst van deze neoliberale god is de vrije concurrentie: Ik, niet wij.

Altijd een god
Dat Veerkamp de inspiratie voor zijn politieke analyse precies uit de bijbel haalt, verrast velen vandaag wellicht. Toch gaat het om één van de grondvragen in de joodse schrift: Welke god wordt hier aanbeden? Veerkamp illustreert het met een zin uit het boek 1 Koningen waar de profeet Elia heel het volk laat samenroepen en hen de vraag stelt: “Hoe lang willen jullie op twee takken dansen? Is JHWH God, loop hem achterna. Is het de Baal, loop hem achterna.”

Fundamenteel gaat het in de bijbel dus om slechts twee mogelijke keuzes: Ofwel aanbid je ‘JHWH’ – het vervoegde werkwoord ‘ik-zal-er-zijn’ waarmee Israël haar God omschrijft: “Ik ben het, JHWH, die jullie voerde uit het land Egypte, uit het huis van de slavernij” (Exodus 20,2). De keuze voor JHWH is de keuze voor een samenleving van vrijen en gelijken, voor het einde van de heerschappij van mensen over mensen.
Ofwel aanbid je de Baäl, die personaliseert de heer en bezitter, de echtgenoot als eigenaar van zijn vrouw. Hij staat voor een maatschappij van het grootgrondbezit en het patriarchaat.

Er wordt dus altijd een god aanbeden. De vraag is voor welke soort God de meerderheid in een samenleving kiest. En uiteraard ook: voor welke jij kiest.

De nieuwe postmoderne leus is die van het verdwijnen van de Grote Verhalen. Ondanks dit in onze jaren aangekondigde ‘einde van de grote verhalen’ stelt Veerkamp de vraag waarmee de leegte werd opgevuld, welke is werkelijk het dominerende ´religieuze´ verhaal?
En vervolgens stelt hij dat wij met de profetische verhaaltraditie van de bijbel toch nog een groot verhaal hebben dat het dominante verhaal van vandaag, met haar eigen god en priesters, kan helpen ‘ontmaskeren’ en het verzet ertegen helpt te organiseren. Het Verhaal blijft, en daarmee het verlangen naar vrijheid en gelijkheid.

Tekst in context
Nadenken over de concrete betekenis van die onuitsprekelijke NAAM van de God van Israël: wat betekent het ‘er te zijn’ voor mekaar, voor de zwaksten eerst, en weg te trekken uit slavernijen, uit onderdrukkende systemen - hier en nu, dat vraagt steeds intensiever het Grote Verhaal van JHWH lezen en herlezen.

De manier waarop Veerkamp een bijbeltekst benadert, wijkt danig af van de traditionele kerkelijke lezing. Hij benadert de Schrift als teksten die in een specifieke verhaaltraditie staan en steeds ingebed zijn in een concrete context. Daarbij is het uitermate belangrijk de samenleving waarin de teksten zijn ontstaan grondig te kennen en te verrekenen bij het zoeken naar de betekenis van de tekst. De tekst speelt altijd in –bewust of onbewust – op het sociale proces waarin mensen leven en bepaalde posities innemen. De tekst vormt dus ook steeds een standpunt in een specifiek maatschappelijk debat. Daarmee kant Veerkamp zich ook tegen de idee dat bijbelteksten eeuwige waarheden verkondigen. De waarheid die we daarin dan zouden moeten lezen, is niet zelden de waarheid van wie de bijbelteksten interpreteert en uitlegt.

Eén van de voorbeelden hiervan is de lezing van de Bergrede bij Mattheus: de visie die Jezus verwoordt (o.m. “Slaat iemand u op de wang, keer hem dan ook de andere wang toe”) wordt meestal uitgelegd als algemene waarheid voor iedereen, overal geldend. De woorden die Mattheus hier in de mond van Jezus legt, omstreeks het jaar 85 na Christus, worden losgekoppeld van de socio-politieke context, de bestaande machtsverhoudingen op het moment dat het verhaal geschreven werd én het moment waarover de tekst verhaalt. Resultaat is dat Jezus een pleidooi lijkt te houden voor een pacifistische houding ten aanzien van geweld; in elke situatie, altijd en overal. De tekst wordt zo vergeestelijkt, waardoor de woorden hun politieke lading kwijt spelen.
Via zijn contextuele lezing van de tekst komt Veerkamp tot andere conclusies: in de joodse strijd tegen de Romeinse bezetter was er discussie omtrent de te volgen strategie: diende het verzet manu militari vormgegeven te worden, of niet? De Jezus-beweging lag daarover in debat met andere joodse fracties, en verduidelijkt in de Bergrede de eigen strategie: geen gewapend verzet -want dat is momenteel zelfmoord : de overmacht van de Romeinen is op dit moment veel te groot. Maar we zullen ook niet buigen. Er wordt o.m. gepleit voor het zich niet laten ‘verdelen en beheersen’, voor het versterken van de onderlinge solidariteit, voor het overeind houden van de eigen identiteit (het geloof in een alternatief en in een andere God dan de Romeinse keizer!) en voor een solidaire praktijk onder de slachtoffers van de bezetting.

Teksten ánders
Ondanks het aangekondigde ‘einde van de grote verhalen’ hebben wij met deze profetische verhaaltraditie toch wel een groot verhaal dat het dominante verhaal van vandaag, met haar eigen god en priesters, kan helpen ‘ontmaskeren’ en het verzet ertegen helpt te organiseren. Toch moeten we niet naïef zijn, waarschuwt Veerkamp: “Natuurlijk dienen we allemaal de ene heer, de Baäl, het systeem van meedogenloze macht van mensen over mensen. Denken dat we de Baäl de rug toekeren, als we bananen eten of koffie drinken uit Fair Trade, biologische producten en elektrische stroom uit windmolens kopen, en we dus met een goed inkomen en met een gerust hart aan de goede kant zitten, is een illusie. We nemen deel aan het systeem van uitbuiting, vergiftiging (en doodgroeien, GB), of we dat willen of niet.”

Veerkamp wijst op de wijze waarop God, de Naam, reageert op de depressie van zijn profeet Elia. Elia vlucht, door koningin Izebel ten dode toe vervolgd en -naar hij denkt- door iedereen in de steek gelaten, volstrekt gedeprimeerd, de woestijn in, om daar te sterven. God, de Naam, roept hem tot de orde: ga, keer terug, naar de woestijn van Damascus (2Kon. 19:15). Terug naar de wereld waarin bevrijding de uitzondering, onderdrukking de regel is. We hebben eenvoudig onze plicht te doen: het Grote Verhaal te vertellen, door het met de wereld in verband te brengen.

Met dit kritische bewustzijn omtrent de eigen positie leert Veerkamp ons: “Theologie is geen wellness-christendom voor de burgerlijke ziel. Theologie is het antwoord op onze aardse vragen: wat zullen we eten, wat zullen wij drinken, hoe verdelen we wat we hebben. En die vragen mogen we niet aan de monotheïsten van ‘There is no alternative’ overlaten.
Ons verhaal tegen hun verhaal, dat is theologie. Steeds intensiever het Grote Verhaal van JHWH lezen en herlezen.” Nadenken over de concrete betekenis van die onuitsprekelijke NAAM van de God van Israël: wat betekent het ‘er te zijn’ voor mekaar, voor de zwaksten eerst, en weg te trekken uit slavernijen, uit onderdrukkende systemen - hier en nu, in deze concrete politieke situatie waarin we ons bevinden?

Het boek Deze wereld anders gaat over hoop en over zinvolle perspectieven voor de samenleving. ´Israël heeft andere ‘teksten' geschreven, anders dan het Gilgamesj-epos van het oude Mesopotamië, anders dan de Griekse Ilias, anders dan de Avesta van het oude Iran, anders dan de Upanishaden van het oude India´; anders ook dan ons hedendaagse ´there is no alternative´.

´Ik´ weer tot ´wij´
In Veerkamps Grote Verhaal is God die een zelfstandige rol speelt slechts indirect te vinden, omdat er zo sterk gedacht wordt vanuit maatschappelijke, sociale en politieke processen. God als Heer van de geschiedenis is verborgen aanwezig. De verwachting is gericht op menselijke inspanningen voor een betere wereld, maar die inspanningen zijn altijd dubbelzinnig en feilbaar.
Het betoog van Veerkamp is innemend te noemen, omdat hij het aandurft ‘het grote verhaal’ weer te vertellen. Dat dreigt de kerk tegenwoordig weleens wat te vergeten. Hij heeft ook zeker een punt in de zin dat de Bijbel een ‘partijdig’ boek is. Als je ‘ja’ zegt tegen de Messias kies je ook positie in maatschappelijke vraagstukken.
Het boek van Veerkamp is uitnodigend geschreven, het doet een appel op je om de Bijbel niet alleen op de innerlijke mens te laten slaan, met troost voor het individuele hart in droevige dagen. Geloof is ook een maatschappelijke factor, dat is een heel sterk en overtuigend punt bij Veerkamp. De vraag mag gesteld in hoeverre men in de kerk bezig is met de maatschappij, terwijl sociale en politieke betrokkenheid goede Bijbelse papieren heeft.

Dit is precies waartoe Veerkamp gelovigen uitnodigt : het zorgvuldig analyseren van de economische en politieke situatie en de daarmee samenhangende machtsverhoudingen, het onzichtbare dominante verhaal bloot leggen, de Baäls van vandaag ontmaskeren, onze eigen banden met de slavernij onder de loep nemen, onze gemeenschappelijke handelingsruimte om eruit weg te trekken exploreren, de solidariteit opnieuw in de vingers krijgen, ons ‘ik’ weer trainen tot een ‘wij’. Ook ten aanzien van het ‘neutraliteitsdenken’ dat vandaag bon ton is, heeft Veerkamp ons met een gezonde portie argwaan opgezadeld: een neutrale positie bestaat niet. Je staat altijd ergens. Je versterkt altijd één stem in het debat. Ook als je zwijgt. Ook als je geen kant wil kiezen.

Met het boek krijg je een heel andere uitleg binnen dan wat je meestal hoort. Bij de psalmen ervaren we doorgaans op een fantastische manier hoogten en diepten in ons gevoelsleven, waarin we ons als individu aangesproken voelen. Maar Veerkamp ziet er politieke liederen in, strijd-liederen zelfs. Als je zijn uitleg gelezen hebt en dan een psalm zingt, krijg je een totaal andere beleving. De oude lezing met het oog op het persoonlijke geloof mag blijven bestaan, maar je hoeft het er niet toe te beperken. Dat leer je van Veerkamp.

Als laatste: In de plaats van elkaar nog langer vliegen af te vangen, doen de tradities van jodendom, christendom, islam en humanisme er goed aan te focussen op het hart van hun eigen tradities en samen op zoek te gaan naar wegen om de solidariteit opnieuw in het centrum te plaatsen van een samenleving die ziek is van egocentrisme.

    Gerrit Buunk, 8 december 2015, Middelburg. (Ik heb deze presentatie opgesteld met hulp van inleidingen van anderen, o.a. Dick Boer.)

maandag 2 mei 2016

Schepping, Pasen, Nieuwe Schepping

Er zijn steeds wel kunstenaars die op hun eigen wijze het bijbels scheppingsverhaal in mooie beelden willen uitdrukken. Vorige zomer was er in de Wandelkerk in Middelburg een expositie met de schepping als thema en voor de periode na Pasen is er een expositie met als titel ´Eindig in Eeuwigheid, schepping, jij & ik´, van Gijs Elzinga. Deze expositie brengt me er toe om het volgende aan te tekenen.

Het bijbels scheppingsverhaal wordt ons veelal voorgehouden als zou het daar gaan over een weten dat de aarde, of eigenlijk het hele universum, ontstaan is door schepping, door ingrijpen van buitenaf, door een hogere macht, door God. Ons wordt verteld dat we dit vanwege dit scheppingsverhaal moeten geloven.
Het is vervolgens aan diverse kunstenaars om ons het vele mooie en wonderlijke in de schepping te
tonen.

Geloven is een gezindheid, een manier van in het leven staan. Het valt mij op dat de joodse dichters van het Scheppingslied laten horen wat hun inzichten (geworden) zijn omtrent hun gezamenlijke vraag ´Waar gaan we heen, waar gaat het heen, hoe gaat het verder? En Waar komen we vandaan?´ Als volk stellen ze zich in de bijbelteksten op vele manieren de vraag hoe ze volk-van-God geworden zijn, c q kunnen worden. Dat is een filosofische, of levensbeschouwelijke vraag, waar nog een andere vraag achter zit, namelijk -heel kort samengevat-: gaat ´het´?, of gaan ´we´? Met andere woorden: zijn wij mensen helemaal zelf verantwoordelijk voor hoe we leven, of worden we geleefd? Oftewel: aan welke machten leveren we ons uit? Hebben we keuze?

Bij de keuze van de opbouw hebben de schrijvers goed gekeken naar de verhalen van de dominante
godsdienst te midden waarvan ze als ballingen in Babylonië leefden. In de opbouw van het verhaal wordt al duidelijk gemaakt dat de God van Israël van een hogere orde is dan de oppergod van Babel: de zon. Immers op de eerste dag schept God het licht en pas op de vierde dag de zon. Hiermee maken de schrijvers duidelijk dat de Eeuwige de geheel Andere is en juist dat komt in de kern van het Scheppingslied naar voren.

In ons gangbaar, dagelijks leven wordt ons voorgehouden, vertellen we elkaar ´dat het leven -nu eenmaal- gaat zoals het gaat´. We kunnen er zelf niets/niet zoveel aan doen. We moeten het maar nemen zoals het komt -en er het beste van maken. En in de economie (en wat is níet economie in onze dagen?) wordt al heel lang gezegd: als we de vrije krachten van de markt maar hun gang laten gaan, dan komt het vanzelf wel goed.
Mijn vraag hierbij is: welk idee over ´hogere macht´ zit hierin (verstopt)?

Het zal best interessant zijn om te weten waar het leven ooit is begonnen. Maar, of het nu (een) God is
geweest, of het nu vier goden zijn geweest die alles hebben gemaakt of dat het een heel klein stofdeeltje
is geweest dat zich steeds ontwikkeld heeft…..dat weten we niet. En dáár gaat het volgens mij in de bijbel ook niet om! Dat scheppingsverhaal van die zeven dagen wil ons niet vertellen dat God alles uit het niets heeft gemaakt, het wil ons veeleer vertellen hoe die aarde er uit moet zien en wat voor mensbeeld daarbij hoort. Het wil ons wijzen op een ‘manier van leven’.

Hoe ga je, vanuit je levensovertuiging, om met de wereld om je heen? Dat is de kernvraag van het scheppingsverhaal. Niet een geschiedenisverhaal, maar een verhaal voor vandaag de dag. Een verhaal dat een spiegel wil voorhouden. Het wil je levensovertuiging gestalte geven. Kijk eens hoe de wereld eigenlijk zou moeten zijn. Het laat ons zien dat er in de geschiedenis een gedachte is ontstaan die een ander mens- en wereld- en Godsbeeld belangrijk vindt, anders dan hoe het er in het gangbare, heersende denken in de wereld aan toegaat. Niet voor niets vertaalt de Naardense Bijbelvertaling vers 1 van Genesis met “sinds het begin is God schepper”.
Het scheppend handelen van God is van alle tijden. Als het leven van mensen tohoewabohoe (wan-orde) is, is het God die bevrijdt door licht te scheppen. Dat is waarom onze God anders is dan andere goden. Andere goden laten zich door mensen hun gunsten afsmeken door de meest bizarre offers te eisen (en voor goden kun je ook systemen, dogma’s en politieke ideologieën lezen). Onze God is het te doen om de bevrijding van mensen uit de slavernij van angst, opdat deze wereld een leefbare wereld wordt.

En om dát mensbeeld belangrijk te vinden, is geloof nodig. Je moet als mens het geloof hebben dat die
woorden van dat scheppingsverhaal iets willen vertellen over hoe de wereld moet zijn. De bijbelse teksten zijn dan ook in gesprek, in discussie, telkens in nieuwe tijd, in nieuwe omstandigheden, met gangbare denkbeelden, heersende gedachten in de omgeving. En ook nu, met name door de Paasgedachte, horen we spreken over Een nieuwe schepping! Pasen als nieuw begin (2 Korintiërs 5:17-18a).
Door Jezus van Nazareth is het verbond van God met Israël universeel geworden: voor alle mensen op aarde. Jezus als gelovige Jood beaamt dat de aarde van God is en dat ze gedeeld moet worden met al wat leeft. Brood delen, zieken genezen, vrouwen waardig behandelen, gastvrij omgaan met uitgeslotenen, opkomen voor armen, trouw zijn tot op het kruis, zijn tekenen van de komst van het Rijk van God. Geloven in de opstanding, van Jezus, is geloven in het visioen dat evenwicht tussen mens en natuur mogelijk is, is geloven dat de nieuwe mens daartoe kan bijdragen, is geloven dat de liefdevolle God toekomst schenkt aan zijn schepping, is geloven dat de wereld is voorbestemd om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te worden.
Chaos maakt plaats voor orde, verdriet voor vreugde, zonde voor heiligheid, duister voor licht, kwaad voor
goed, Egypte voor het beloofde land, gevangenschap voor vrijheid, slaaf zijn voor kind zijn, vijandschap voor vriendschap, angst voor liefde.

Als je je geloof belijdt en als je wordt gedoopt (in de Paasnacht), zeg je: ik kies voor het nieuwe leven in Gods koninkrijk, op aarde zoals in de hemel. We doen dat in het besef dat het oude (helaas) nooit ver weg is. Maar door de Geest zeggen we steeds opnieuw: ik laat het oude leven los om het nieuwe leven vast te pakken.
Als de tijd vóór Pasen een tijd is om dingen op te geven of te laten staan, laat de tijd vanaf Pasen dan een tijd zijn om iets nieuws op te pakken. We kunnen (wat vaker) opgewekt en opstandig zijn. Want: De Heer is waarlijk opgestaan!
(tekst gepubliceerd in Kerk in het midden, Middelburg, voorjaar 2016)