Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


dinsdag 30 oktober 2018

Nomade, gesettelde, de overvloedige zal dienstbaar zijn aan de geringere

Bij Genesis 25: 19-34.
Het verhaal van Esau en Jakob gaat eigenlijk over hun ouders, én over hun nakomelingen. Over hoe twee heel verschillende mensen maar moeten zien hoe ze het met elkaar rooien. Over de teleurstellingen, en over de hoop dat het de kinderen beter zal vergaan.
Esau en Jakob, de twee zo verschillende tweelingbroers, zijn gedoemd tot het vervullen van de verwachtingen van hun ouders.
Het gaat over list en bedrog, over de geschiedenis naar je hand zetten, over tegen elkaar uit-spelen. De tragiek van een mensenleven.

Misschien ontmoeten we in Rebekka en Isaak en hun gezin mensen zoals we die overal ontmoeten, mensen als wijzelf: mensen met verlangens en met angsten, mensen met sterke kanten en met onvermogens, mensen met een beetje geluk en met innerlijke strijd, mensen die niets te kiezen hebben. Elk van hen, elk van ons zoekt naar Gods hand in hun bestaan, en elk meent die te herkennen.
Misschien is het steeds zo dat mensen van generatie op generatie leren wat leven is, leren wat onze bestemming is; én is het zo dat God, de Eeuwige, ons juist daar nabij is.
Het gaat er misschien om hoe we ‘erfgenaam’ van God kunnen worden, naar Zijn beeld en gelijkenis?

Het verhaal staat in de geschriften die het volk Israel zelf gehoord heeft toen ze in ballingschap was in Babylonie.
Het Toraboek Genesis vertelt aan Israel hoe zij ooit volk geworden zijn, volk van God. Het gaat over de rode draad van het grote verhaal van God met zijn volk, de kinderen van Abraham: hoe vergaat het hen, hoe worden zij tot ‘volk van God’?
Deze verhalen hebben hen nieuw inzicht gegeven. En met dat nieuwe inzicht hebben zij het leven in de ballingschap volgehouden én zijn ze weer 'nieuw' volk van God geworden.
Hoe kunnen wij erfgenaam van God worden? Hoe kan een mens in haar leven uitbeelden waar ze vandaan komt, hoe kan een volk -opnieuw- God voorleven?

Het verhaal gaat over rondtrekkende herders en over landbouwers. Het is een verhaal over een nomadische veehoudersstam en een gevestigde akkerbouwersstam. 
Esau staat voor de rondtrekkende nomade en Jakob is de gesettelde landbouwer.
En tevens is het het verhaal van meerdere stammen die eenheid onder éen God hebben gevonden. Israel is een samensmelting van meerdere nomadenstammen uit de woestijnen en cultuurgebieden van Palestina. Sommige stammen waren éerder gevestigd als landbouwers dan andere stammen. Een strijd om bestaansmiddelen tussen de nieuwe akkerbouwers en de traditionele herdernomaden hing samen met die ontwikkelingen.

En in dit verhaal hoort Israel -en horen wij- aanwijzingen voor haar en onze toekomst, als ‘Godsvolk’.
De wording van Israel tot volk, volk van God, is een geschiedenis niet van zelf-ontwikkeling, maar van steeds nieuwe kansen krijgen. Wat Israel in Babylonie zichzelf met dit verhaal en met de andere wordingsverhalen, duidelijk wil maken, is dat zij in hun geschiedenis steeds aanwijzingen zien waar God hen nieuwe kansen heeft gegeven.
En die aanwijzingen kunnen ook wij nú gebruiken.

Israel, de eerstgeborene van God, mag steeds opnieuw beginnen. Hoe beroerd ze het voor zichzelf ook maken, steeds is er -van Godswege- nieuwe beweging, nieuwe wording, nieuwe schepping, 'leven na de dood'.
Er is een weg uit slavernij, er is een weg uit ballingschap, en ook de dood is niet het einde.

Van Abraham gaat het verhaal over op Isaak; hij is de volgende drager van de zegen.  Wel wordt -bij het graf van Abraham- Ismaël apart genoemd, naast Isaak. De eerstgeborene naast nummer twee; de 'natuurzoon' naast de 'genadezoon'. De rollen worden niet naar het geijkte, natuurlijke of gegroeide patroon verdeeld; Gód is het die het patroon bepaalt.

En volgens mij heeft Luther dat in zíjn tijd ook gezien. Het is niet het menselijk instituut kerk dat vast kan stellen wie zondig is óf behouden zal worden.
Maar of wij protestanten nu nog steeds kunnen beweren dat wij dus over de beste papieren beschikken om te kunnen zeggen dat wij de ware erfgenamen zijn, dat valt te bezien. Zijn het wel de kerkelijken die mogen bepalen wat werkelijk gelovig-zijn inhoudt?
    Welke nieuwe kansen worden ons geboden?

Het eerstgeboorterecht is bij God niet vanzelfsprekend, of 'natuurlijk'; en in de geschiedenis van Isaaks zonen tekent zich dat af. Zo blijkt de stammoeder Rebekka, evenals Sara, onvruchtbaar. En ook hier wil dat zeggen dat niets uit het 'natuurlijk' verloop kan worden afgeleid, of dat wij mensen dan wel even mogen régelen wat wij als ´natuurlijk´ zien. Nee, het is Gód van wie we toekomst mogen verwachten, mits we zijn aanwijzingen volgen.

Al aan het begin van het verhaal wordt verteld dat het om twee volken zal gaan, waarvan de meeste de zwakste zal dienen (vs.23).

Rondom Esau worden toespelingen gemaakt om een beeld van hem te vormen; op zijn uiterlijk, dat 'rossig' is: in het Hebreeuws: 'edom'; en het 'rode' van de soep waar hij om vraagt. Het woord rood/rodig hangt samen met het Hebreeuwse woord 'adamah', de aarde, waaruit de 'adam' geformeerd is. Bovendien wordt Esau beschreven als een 'harige' mantel (vs 25); het is een woordspeling op de landstreek Seïr (= vacht, 32, 3), waar hij zijn woongebied zal hebben -te midden van de bedoeïenen met hun tenten gemaakt van runderhuiden.
Ook Jakob komt in het verhaal duidelijk in beeld. Uit zijn naam 'hiel' moet al blijken dat hij van vóór zijn geboorte een 'hielelichter' is. (Daarin kunnen we overigens ook een mooie associatie horen met een scheper die een schaap pootje haakt om te voorkomen dat die van het pad afwijkt.)
Het doorbréken van het 'natuurrecht', van Gods eerstgeboorterecht, gaat met pijn gepaard en het is niet zomaar eenduidig goed óf verkeerd. Maar het verhaal verbloemt niet dat Israël op niet zo'n fraaie wijze daaraan is gekomen. Het volk zal dus -opnieuw- moeten leren samen-leven.

God heeft een belofte gegeven, aan Abraham, maar dat betekent nog niet dat de toekomst
van nature zal gebeuren. Twintig jaar moeten ze wachten, Izaak en Rebecca, op hun kinderen.
Dat lijkt een rode draad te zijn door Genesis: die van de onvruchtbare huwelijken. Ook al is er de belofte, ook al is er die sterke vrouw, Rebecca, -zij koos voor Izaak, en daarmee voor Gods belofte van de toekomst-, maar toch gaat het niet vanzelf: één volk, één land, één opdracht om met God te leven.
Gods toekomst vereist een samenspel tussen God en mensen, maar dan wel een samenspel volgens Gods aanwijzingen.

En als er dan twéé aan het vechten zijn, hoe moet dat dan verder?
    Aan het volk Israël wordt geleerd dat ze verwant is met de volken om haar heen, waarmee ook zo vaak gevochten zal worden. Maar naar de Thora blijkt dat God oog heeft voor die éne, die niet zo vanzelfsprekend aan zijn recht kan komen.

Als we weten dat het eerstgeboorterecht in de stam betekent dat je twee keer zoveel zult erven als je broer, dan is het niet waarschijnlijk dat je dat verkoopt voor een bord soep. Zo dom zal Ezau ook niet geweest zijn.
Ezau vraagt om te mogen eten van dat rode, dat rode daar.
    Ezau was degene die er op uit trok, op jacht ging, en niets met de akkers te maken had
In ieder geval vraagt Ezau om een plaats naast Jacob, naast het rode .. van de akker.
Want goed beschouwd had Jacob toen al, economisch gezien de betere positie voor de toekomst.
Het leven van een nomade was onzekerder dan het leven van iemand die zorg droeg voor de kuddes en de akkers -nog wel in tenten, maar op een vaste plaats.
En Ezau wil in dat leven delen. Dat ligt achter zijn vraag om te mogen eten, van dat rode.
    En wat doet Jacob, die licht hem een hiel..

Twee volken .., hoe herkenbaar. En hoe tragisch ook ..
    De Naardense vertaling biedt hier wel een mooie inkijk vind ik: de overvloedige zal dienstbaar zijn aan de geringere ...
Vond ik wel een eyeopener ..., want welke van de twee is dan de overvloedige, hij met de tweederde erfenis of hij met de betere economische vooruitzichten?

In onze tijd zouden we ons daar iets als het volgende bij kunnen voorstellen: bij al die nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij, nieuwe technologieën, informatica (waar mensen in hun dagelijkse zorg-om-levensonderhoud met elkaar geconfronteerd worden), daar zie jij kansen voor jezelf om binnen de kortste keren 'binnen' te zijn, eventueel ten koste van anderen; van 'al diegenen die maar lui zijn, of illegaal', b.v.
Je laat je verleiden om je af te zetten tegen willekeurige groepen medemensen. Je laat je verleiden anderen zelfverantwoordelijk te laten voor alles wat er bij hen niet goed gaat. En je offert ze gewoon op.
Je laat je verleiden, want ook keurige politieke leiders doen mee in het onderscheid maken tussen volk en Gods-volk.

Nee, zegt God, alle volk is mijn volk.
    En vervolgens wil dat níet zeggen dat jij, Jakob, die valt voor de verleiding van de uitsluiting, de verleiding van de afgod, dat jij voor mij, voor God, bent afgeschreven.

Maar daar gaat het niet alleen om: temidden van al die heftigheid van emoties, van boosheid en botsingen, klinkt ook de vraag van Rebekka: ´als het zo moet, waarom leef ik dan?´, de vraag aan God, de God die toekomst belooft -Zijn toekomst.
Heel dat ingewikkelde probleem van strijd en ruzie wordt in een goddelijk licht geplaatst.

En dan klinkt daar als antwoord: de overvloedige zal dienstbaar zijn aan de geringere!

Daar ligt het antwoord op het probleem van de volkenruzie. Want er is dus een uitweg. Dit is de aanwijzing.

Er staat niet dat de laatste de eerste zal zijn. Of omgekeerd. Maar dat de overvloedige dienstbaar zal zijn aan de geringere.
Zolang beide broers de aardse overvloed voor zichzelf willen hebben, is er geen uitweg uit het conflict.
En beide broers hebben nog een lange weg te gaan. Jacob heeft door schade en schande moeten leren. Hij werd zelf bedrogen en kwam uiteindelijk in gevecht met zichzelf en met God. Pas daarna, en zo zie je maar dat de bijbel geen instant-oplossingen aanbiedt, zien we dat Jacob eindelijk dienaar kan zijn voor Ezau. Hij buigt zevenmaal voor Ezau en noemt zich dienaar.

Maar ook Ezau erkent dat hij overvloed heeft en daarom wíl hij Jacob niet als dienaar.
En zo verzoenen beide broers zich.
Uiteindelijk een happy end. Maar het is wel een einde dat niet gemakkelijk voor de hand ligt.
Beide broers hebben een lange weg te gaan, maar verzoening ís mogelijk, zodra je je afvraagt
‘waarom ben ik hier en waartoe ben ik op weg?

´Als het zo moet, waarom leef ik dan?´ Dat is de diepste vraag in ons leven.
Heeft het aardse goed míj vooral wat te bieden, of heeft God ons samen wat te bieden?
God biedt toekomst. Niet toekomst voor een, ten koste van anderen. Gods toekomst is voor ieder. We winnen er zélf bij, door dienaar van onze broeders te zijn.

Tot slot: We zijn begonnen bij ballingschap, we passeerden ook de reformatorische vraag naar ons behoud en we komen uit bij toekomstperspektief.
Er zal dus toekomst zíjn, bij God! Daar mogen we -nog steeds en opnieuw- op vertrouwen. We hóeven niet onze toevlucht te zoeken tot andere goden, afgoden die ons tot sluwheid verleiden.

Ben je op zoek naar werk -voor je levensonderhoud, zoek dan werk waar je je medemens recht in de ogen kunt kijken. Je medemens in dat bedrijf én je medemens in een nog traditionele wijze van voorzien-in-je-levensonderhoud.
Of je nu in de informatisering werkt of in de landbouw, in een illegaal naaiatelier, in welke werksoort dan ook, het moet erom gaan dat mensen er het recht hebben hun brood te verdienen, mét beleg!

Uit onszelf lukt het kennelijk niet om ons dáar bij te houden.
Welnu. God stáat er voor! Hij is onze vaste burcht. Mensen beginnen pas echt te leven als ze durven leven van genade, het vrije geschenk van God die zichzelf meedeelt; dat is de erfenis die van Abraham via Jezus bij ons is terecht gekomen.
We hebben -steeds opnieuw- de kans om dat eerstgeboorterecht aan te nemen en er van te léven, echt te leven, samen-leven. (met dank aan collega's)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.