Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


5 Solidaire weerbaarheid; Naar een economie van de maat-schap

 Perspektief in de weerbarstige werkelijkheid? We hebben gezien dat daar veel haken en ogen aan zitten. Toch doemt het ook op: midden in de werkelijkheid en in de gelovige traditie. In dit hoofdstuk voeg ik nog een laatste kenmerk toe aan maatschappelijke theologie: de verbinding van 'persoonlijk lijden' met kollektieve onderdrukking. Kollektieve bevrijding en individuele verlossing mogen niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Ik zal laten zien wat de gelovige traditie te bieden heeft om tot kollektieve subjekten te komen en tot slot wat daarvan in de werkelijkheid zichtbaar gemaakt wordt.

5.1. SOLIDARITEIT.
In 3 verantwoordde ik dat theologie zich met de ekonomie moet bemoeien omdat daar religie zit. Met het ontmaskeren van 'religie' zijn we dienstbaar aan de strijd voor een rechtvaardige maatschappij. Die strijd wordt aan de basis gevoerd.
Theologie die bevrijdend wil zijn, staat in een kontekst (huidige: sekulier, kapitalistisch 'religieus') en herschrijft de historische en materiële ontstaansgeschiedenis. In de jaren 60/70 (optimistisch; hoogkonjunktuur) was ze offensief met de nadruk op navolging van Jezus, nu (verwarring, krisis, weerbarstige werkelijkheid) is de opgave om offensief te blíjven.
Hoe blijven rechtvaardigen overeind? Hoe kan het individuele subjekt deelnemen in gezamenlijke verantwoordelijkheid, zodanig dat daarin het individu recht gedaan wordt? Is er perspektief voor individuen in een 'verbond'? Anders gezegd: Is bevrijding van het volk (b.v. van de armen in Europa, Egypte, Zuid-Soedan) hetzelfde als verlossing van individueel lijden (b.v. van de zieken die lijden aan kanker of aids -ziekten die we in de heersende maatschappelijke konstitutie geacht worden individueel te 'dragen'-)? Lezing van Job in 5.1.1. brengt individuen tot een bevrijde(nde) eenheid van solidariteit.

Doordat -enerzijds- de maatschappelijke werkelijkheid weerbarstig, dood, lijkt te zijn en anderzijds doordat de dood deel uitmaakt van het leven, is het thema van de opstanding opnieuw, of steeds opnieuw aktueel. Het is intrigerend, want wát wil er mee gezegd zijn? Welke betekenis kan 'opstanding' hebben in deze situatie, waarin ook bij reïncarnatie betekenis gezocht wordt? Mijn konkrete vraag: Wat kan er met lichamelijke opstanding, van Lazarus, van Jezus, van Romero, ..., gezegd worden?

In 5.1.3. zorgen we met het begrippenpaar verlossing en bevrijding van Van Hoogstraten opnieuw voor een verbinding tussen individu en kollektief. We kunnen wel degelijk weerbaar en zelfverantwoordelijk zijn; ook ín de weerbarstige werkelijkheid, in de dood. Met de nadruk op de Heilige Geest kunnen ook individuen de verbinding zien tussen strukturele dood en individueel beleefde dood, om zodoende offensief te blíjven.

Blijven gaan waar nog geen weg is; alternatieven uitproberen. Zo'n weg vraagt moed en kracht, Geest-kracht. Na de mens, God en Jezus Christus staat nu de Heilige Geest centraal in de theologie. (Schepping <--t.o.v.--> Natuurlijke Religie).
Van Hoogstratens kernbegrippen verlossing en bevrijding en Hinkelammerts lichamelijke opstanding houden, nogmaals in 5.2., de verbinding in stand tussen individu en kollektief.
Is er 'kerk' die de theologische kritiek praktiseert en aanzetten geeft om kollektief perspektief te realiseren?

Eerst ga ik met Job op zoek naar een theologie van weerbaarheid voor individuen.
Dat ik naast de teksten van Van Hoogstraten en Hinkelammert ook een aantal bijbelteksten opvoer heeft te maken met dat de betreffende teksten in een vorige periode op belangrijke 'momenten' voor mij gefunktioneerd hebben. Min of meer bij toeval heb ik zo teksten bijeen gebracht uit alle vier groepen bijbelboeken (TeNaCh en Evangelie).

5.1.1. Individuele Weerbaarheid.
Maatschappelijk onrecht en 'persoonlijke' dood staan niet los van elkaar. De Amerikaanse rabbijn H.S. Kushner legt in zijn boek 'Als het kwaad goede mensen treft' sterke nadruk op een juiste houding van het individu tegenover zijn lijden. Het boek blijkt in een behoefte te hebben voorzien.
Kushner baseert zich o.a. op teksten uit het bijbelboek Job. Datzelfde boek wordt ook besproken door de bevrijdingstheoloog G. Gutiérrez, in een totaal andere kontekst.
De 'waarom'-vraag wordt bij Kushner vervangen door de 'wat nu'-vraag. Zijn oplossing bestaat er uiteindelijk in dat de lijdende zijn lijden de baas wordt door een 'sterke persoonlijkheid' te ontwikkelen. In de 'waarom'-vraag kan echter produktieve woede, positieve verwachting en een roep om solidarisering zitten.
Gutiérrez: 'Hoe kan men over de God van het leven spreken, wanneer massaal en wreed gemoord wordt'. Hoe kan de opstanding van de Heer worden uitgeroepen daar waar de dood heerst, heel in het bijzonder over kinderen, vrouwen, armen en Indianen, de 'onbetekenenden' van onze maatschappij'.
Moeten deze beide konteksten naast elkaar gezien blijven worden of is er verbinding mogelijk? Is er ook een oplossing mogelijk die komt tot solidarisering en gemeenschapsvorming?

Weerbaarheid.
Kushner neemt de lezer mee in het afscheid nemen van de schijnbaar nog heersende, maar wel sterk betwijfelde opvatting, dat God almachtig is. Zijn boek blijkt een zelfhulp-boek te zijn voor de moderne mens. Tegenover het lijden staat niet een almachtige god. 'Bent u in staat om God te vergeven en lief te hebben, ook als u hebt ontdekt dat hij niet volmaakt is, ook als hij u in de steek heeft gelaten en u heeft teleurgesteld door ongelukken, tegenspoed, ziekte en wreedheid in zijn wereld toe te laten en sommige van die dingen u te laten overkomen? Kunt u hem leren liefhebben en vergeven ondanks zijn beperkingen, net als Job en zoals u eens uw ouders hebt leren vergeven en liefhebben, ook al bezaten ze niet die wijsheid, kracht en volmaaktheid die u van hen verlangde? En als u tot deze dingen in staat bent, bent u dan ook in staat om te erkennen dat het vermogen om te vergeven en het vermogen om lief te hebben de wapens zijn die God ons heeft gegeven om een compleet, moedig en zinvol leven te kunnen leiden in een minder dan volmaakte wereld?' (Met de dood als grens/ overgang/ transformatie. G.B.)

Kushner komt niet toe aan de 'waarom'-vraag waarin produktieve woede, positieve verwachting en een roep om solidarisering kunnen zitten. Hij heeft het over 'ons instinctieve medelijden met mensen die we zien lijden'.
Gutierrez identificeert zichzelf en de mensen waarvoor hij spreekt met Job die vanaf de vuilnishoop om God roept en zo, ondanks zichzelf, niet ophoudt over God te spreken. 'Hoe kan de liefde van God worden aangekondigd temidden van zoveel diepe minachting voor het menselijke leven?'

Centrale tekst van Job bij Kushner en Gutierrez is Job 40:1-14.
Van deze tekst heb ik een (werk-)vertaling gemaakt, m.b.v. Statenvertaling (39:34 - 40:9), de Buber/Rosenzweig en met Rozelaar:

Hij, JHWH, ontmoette Job verder, hij sprak:
Wil met de geweldige, de vitter strijden?
Wie God terecht wijst, wil hij ontmoeten?

Job ontmoette hem, JHWH, hij sprak:
Ja, ik ben te gering, -wat zal ik u antwoorden?
Ik leg mijn hand op mijn mond.
Eenmaal heb ik gesproken en ontmoet niet weer,
tweemaal en niets voeg ik toe.

 Hij, JHWH, echter ontmoette Job uit de storm, hij sprak:
 Omgord als een man je lendenen,
 ik vraag jou en jij, laat me het kennen
 Wil je echt mijn recht verbrokkelen,
 mij schuldig heten, opdat jij bewaarheid zult zijn?
 Heb jij een arm gelijk aan die van God de heer,
 kun jij met de stem donderen zoals hij?
 Versier je toch met trots en hoogheid,
 kleed je in majesteit en glans!

 Laat het bruisen/ het kolken van je toorn overstromen
 zie al het trotse aan en verneder het,
 zie al het trotse aan, bedwing het,
 verstamp de schuldigen op hun plaats,
 bedelf ze bij elkaar in het stof,
 steek ook hun aangezicht in het bedolvene!
 Dán wilde ook ik jou roemen,
 dat jou rechter(-arm?) bevrijd heeft.

In het 14e vers neemt God zelf het woord en lijkt voor te doen hoe er over God gesproken moet worden. Gutierrez kan zich hier iets betekenisvols bij voorstellen. Hij ziet de diskussie van Job met zijn 'vrienden' als een leerproces.
Langzamerhand leert Job steeds beter temidden van het lijden over God te spreken én de lezer kan dat met hem mee leren. Solidarisering met de armen in hun lijden is de eerste beslissende stap van Job waardoor zijn eigen lijden draaglijker wordt (Job 31: 16-22). Wanneer Job de armen ontdekt -al die anderen die lijden als hij-, ontdekt hij lotgenoten en ziet hij tegelijk in dat lijden en eigen schuld in deze wereld doorgaans niets met elkaar te maken hebben. Met deze welhaast onuitroeibare idee van vergelding hebben de vrienden van Job zijn lijden tot het ondraaglijke verzwaard. Job zegt dat hij niet alleen niet schuldig is (en God dus niet straffend) maar bovendien dat hij steeds recht heeft gedaan terwijl God kennelijk onrecht laat voortbestaan. Met zijn solidarisering doorbreekt Job die idee -die ook in hemzelf huist- in de praktijk. De vraag naar God verschuift zo dus van: Waarom straft God (jou)?, naar: Als God het onrecht niet opheft, wat mag ik dan nog wél van hem verwachten?

God neemt in de twee monologen ten eerste afstand van het gerechtigheidsschema van Jobs vrienden (God als vergelder) én van Jobs twijfel aan Gods goedheid en ten tweede laat God zien dat hij het goede wil en het leven, met name voor wie dat nu niet krijgen. God wíl dat en heeft aan de schepping de mogelijkheden daartoe meegegeven. Het is aan de schepping die mogelijkheden te benutten. God staat erachter! Wat een grootse vrijheid voor de mens! Het is de mystieke ervaring van Gods vrije liefde (gratuïteit, genade) die aan het verbond van de lijdenden een hechte theologische basis geeft. God verschijnt hier als 'maatje' van de armen en (religieus) onderdrukten. Samen zijn ze weerbaar! Dat betekent dat geluk geen verdienste is (waar rijken aanspraak op zouden kunnen maken) en dat lijden een vraag naar genade is.

Door je te solidariseren, ontmoet je je maatje, het beeld van de God van de bijbelse traditie, de overwinnaar van het lijden. Volgens de bevrijdingstheologie wordt in praktische solidariteit van en met armen en onderdrukten geloofservaring opgedaan. Een gelovige omgang met de werkelijkheid die geloofservaring mogelijk maakt, die de werkelijkheid God ter sprake laat brengen, wordt klassiek 'spiritualiteit' genoemd. Volgens Gutierrez leidt er geen individuele weg uit het lijden, er loopt wel een gezamenlijke weg doorheen. Ook door de dood.
Er kan geen sprake meer zijn van almacht van God, maar er valt nog wel wat te zeggen over de macht van God. Mensen kunnen het vertikken grenzen te stellen aan hun boosheid én verlangen. Dat kan in (kerkelijke) gemeenschap. Lijden hoeft niet individueel gedragen maar kan worden 'opgeheven' in een nieuwe gemeenschap. In het midden van zo'n gemeenschap is het mogelijk geloofwaardig over de macht van God te spreken (omdat die ook te ervaren is).

Brief aan Job.
( Deze brief en de associaties kon ik schrijven nadat ik met een groep mensen Job had gelezen, gehoord en gezien. Jobs strijd met de dood bracht me weer dicht bij het sterven van mijn vader.)

Dag Job,
Jouw strijd om God dichterbij te halen dan Hij voor jou was, kan ik helemaal mee maken. Ik ben blij dat Hij op jouw klacht is ingegaan, met jou in gesprek is gegaan. Daarmee is wederzijds respekt of misschien zelfs gelijkwaardigheid tussen God en mensen tot uitdrukking gekomen, precies in het gesprek. Beide staan open voor elkaar. Je mag elkaar bevragen en je bent beide bereid je beperkingen te erkennen. Ook levert het op dat de een de ander niet overvraagt. Het wordt duidelijker wat je wel en niet van elkaar mag verwachten. Zeker mag je elkaar uitdagen tot grotere in-spanning, om tot het uiterste te gaan. Maar dan dus ook weer: erken elkaars grenzen.
Als we als mensen zo met elkaar omgaan, elkaar uitnodigen om voor Gods zaak te staan dan denk ik dat we precies in en door die in-teraktie een stukje waar-maken van Het Verbond tussen God en mensen.
Jouw 'proces' met God, Job, heeft mij dichter bij God gebracht en God dichter bij mij. Ik hoef me niet meer af te vragen hoe het nou zit met die verantwoordelijkheid van mensen voor de schepping of zo'n groot onderscheid te zien met de 'uiteindelijke' verantwoordelijkheid daarvoor van God. Het een is niet los-van het ander, of anders-dan het ander.
Dank je wel Job. 


Associaties:
                                                                         JOB
                                                                     /              \
                                                                   /                 \
                                                              As                   Protest
                                                     /          \                    /             \
                                                  /             \                   /               \
                                           Berg  Sloppenwijk       Beweging   Woede
                                                \                /                    \             /
                                                 \              /                      \          /
                                              Derde Wereld                  Vuist
                                                          \                            /
                                                           \                         /
                                                                   HANDEN


Doordat -enerzijds- de maatschappelijke werkelijkheid weerbarstig, dood lijkt te zijn en anderzijds doordat de dood deel uitmaakt van het leven is het thema van de opstanding steeds aktueel.
Welke betekenis kan 'opstanding' hebben in deze situatie?
Of is er slechts de verwarring die bisschop Jenkins van de Anglikaanse kerk en prof. Van Gennep jaren geleden hebben gebracht met de uitspraken dat er geen sprake is geweest van feitelijke, lichamelijke opstanding, van Jezus.

Mijn konkrete vraag: Wat wil er met lichamelijke opstanding, van Lazarus, van Jezus gezegd zijn?
Wat werd in het bijbelboek Johannes ontmaskerd en ontdekt? Wat kan de tekst van de opstanding van Lazarus voor nu betekenen ? Voor wie?

5.1.2. Lichamelijke Opstanding.
De idee van 'opstanding uit de dood' was in de tijd van Jezus en daarna, maar ook daarvóór, b.v. in het boek Ezechiël, niet vreemd. Ook in onze tijd zijn er wel voorbeelden hoe mensen zich niet willen neerleggen bij het ogenschijnlijk betekenisloos maken van het leven door de dood. Wederopstanding betekent, meer dan reïncarnatie(?), iets voor slachtoffers van onderdrukking: Met hun voortijdige dood zijn ze niet definitief alleen maar slachtoffer.

Achtergrond.
De schrijver van het boek Johannes is een Galileeër die ergens in Klein-Azië, waarschijnlijk het tegenwoordige Efes, zijn verhaal doet over Jezus, ongeveer 50 jaar na diens dood. Het boek draagt een konflikt in zich, namelijk tussen Galilea (en Samaria) en Judea. Galileeërs waren randbewoners van tempel en samenleving, door de orthodoxie laag aangeslagen en maatschappelijk niet in tel; ze hadden niet 'geleerd' en hun positie, zowel religieus als sociaal, was die van een achtergebleven gebied. Zij hadden Jezus erkend 'als de profeet die komen moest' (Joh6:14) en waren uit Palestina de omliggende landen ingegaan. In Efes probeerde een aantal van hen een joods-christelijke gemeente te vormen, naast en vooral tegenover de synagogale joden aldaar. In Efes moet een gemeente van jodenchristenen hebben bestaan die Jezus als de Messias beleden.
In dit boek probeert die gemeente zich rekenschap te geven van haar geloof. Dat geloof is gegroeid door jarenlange bezinning samen met de ooggetuige die waarschijnlijk boezemvriend was van die Jezus. Het boek moet in het jarenlange leerproces van die gemeente langzamerhand vorm hebben gekregen. Het boek is in hart en nieren een joods verhaal en het gaat er om of de jood Jezus uit Galilea de Messias is. Dat sommige joden die vraag met ja en anderen met nee beantwoordden, is zowel de rode draad als het konflikt in het verhaal.
Het Griekse woord ioudaiou komt in het boek 71x voor, tegen 5 of 6x in elke der andere evangeliën. Ioudaiou moet niet met 'joden' vertaald worden maar met Judeeërs, oftewel: die van Judea, Jeruzalem e.o., je weet wel: de autoriteiten, de (religieuze) overheden, de wetgeleerden, de priesters en farizeeën.
Het boek van de Johannes-gemeente maakt niet front tegen het jodendom maar tegen dat judaïsme, de verwording van de Thora-godsdienst tot een hiërarchisch verkoopcentrum van de Eeuwige. Vanuit de diepste wortels van de Thora en de Sinai-wetgeving klaagt dit boek de verstarde tempelreligie aan, haar blindheid voor Gods uitverkorenen; de armen, gebrekkigen en vreemdelingen en stelt het een teloorgang van de tempel in het vooruitzicht. De opperpriesters blijken uiteindelijk namelijk de macht en de keizer te verkiezen boven God, de enige Koning.

Het boek Johannes is een tekst met vele lagen. Twee konflikten schuiven in elkaar: de worsteling tussen de Johannes-gemeente en de synagoge en de polemiek tussen Jezus en de tempelhiërarchie. (Hetzelfde konflikt, tussen macht en solidariteit, is er ook nu.) S. v. Tilborg zegt: Dit evangelie is een echt verhaal, waar sprake is van dramatiek, van narratieve opbouw en van een verhaalontwikkeling. Door de personages van het verhaal worden allerlei zinnen uitgesproken. Die zijn van belang, want dat is de plek waar lezers en een schrijver elkaar bij voorkeur tegenkomen. Soms worden door de personages zinnen uitgesproken die zich rechtstreeks tot de toehoorders van het verhaal richten. Bij Johannes gaan ze een theologische taal spreken die ook voor de toehoorders van het verhaal van belang is. Ook in zijn theologie is de tekst van Johannes narratief opgebouwd. Het Johannes-evangelie is dooraderd met tussenopmerkingen, terzijdes en kommentaar-zinnen van de schrijver. De schrijver zoekt zo nog direkter kontakt met de lezer, hij legt in zekere zin vast welke belangen zijn lezers ter harte moeten gaan.

Van Tilborg ging op zoek naar wat de schrijver heeft willen duidelijk maken aan de lezer. Het ging niet om een verslag van wat werkelijk gebeurd was. Centraal staat het geloof in Jezus; dat hij de verrijzenis en het leven is. Dit geloven brengt iemand over de dood heen tot leven in eeuwigheid. De fysieke dood is ook voor de verteller van het verhaal een feitelijkheid maar het kan ophouden een noodlot te zijn. De werkelijkheid van het leven is dubbelzijdig. Tegenover de kant van het leven, van de verrijzenis (de opstanding), van de waarheid, van de vreugde en het licht staat de kant van de dood, het bedrog, de bedreiging, de duisternis, de honger en de dorst. Wie in Jezus gelooft, krijgt deel aan de goede kanten van het leven: leven, licht en vreugde (We zouden kunnen zeggen: zo iemand is overgegaan van de kosmos naar de hemel), maar dit geloof ruimt de kosmos niet op. De gelovige leeft in dezelfde omstandigheden als Jezus: in deze kosmos, waartoe de dood behoort; maar de gelovige weet tegelijk dat de kosmos geen fatale macht meer over hem heeft. Hij weet dat ondanks zijn eigen dood God de oorsprong en bestemming van zijn leven is. Jezus is de verrijzenis en het leven; dat betekent dat in Jezus de dood - niet het doodgaan - overwonnen is.

Schüssler Fiorenza heeft in haar boek 'Ter herinnering aan haar'  een aantal bladzijden gewijd aan het Johannes-evangelie. In de inleiding schrijft zij dat het evangelie niet verkondigd kan worden zonder aandacht te besteden aan de leerlingen die vrouwen waren en met Jezus op pad zijn geweest en aan wat zij hebben gedaan.
Volgens Fiorenza is het evangelie van Johannes in drie delen te lezen: -het boek van de tekenen, 1-12; -instrukties voor de leerlingen, 13-17; -lijdens en verrijzenisverhalen (18-20). De instrukties van het volgeling-zijn konsentreren zich op een onbaatzuchtige liefde en dienstbaarheid. Het leven geven voor de zijnen is een teken van die liefde. Zo heeft God de wereld liefgehad. Het is een getuigen tegen de haat en dood zaaiende macht. Degenen die menen die macht te bezitten ten aanzien van ondergeschikten, voelen dit getuigen goed aan als aanklacht. De Johanneïsche gemeente () heeft al veel te lijden onder vervolging en problemen. Het 'niet van deze wereld' wil dan zeggen: niet van de wereld van dood en haat. Ze wil een gemeente zijn van onderlinge liefde en dienstbetoon; het is een gemeente van gelijken.
Wat opvalt in dit evangelie van Johannes is dat op sleutelposities vrouwen verschijnen: -begin en eind van het openbare leven van Jezus: Maria zijn moeder, Maria Magdalena; - naast het verhaal van Nicodemus staat de Samaritaanse vrouw; -een christologische belijdenis van Petrus naast die van Martha; -de eersten bij het lege graf zijn vrouwen, onder het kruis staan vier vrouwen; -de eerste verschijning van de Verrezene is aan Maria van Magdala. Zij zijn voorbeeldige leerlingen en Apostolische getuigen.

Opwekking van Lazarus.
In het verhaal van Lazarus gaat het volgens Van Tilborg om een kleine kerngemeenschap (Maria, Martha, Lazarus, Tomas) omgeven door een nog grotere anonieme leerlingengroep; model voor de Johannes-gemeenschap (in Efes). De schrijver wil zijn lezers laten weten dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen het volk en zijn leiders. De eigenlijke verantwoordelijken voor de dood van Jezus zijn niet 'de' Judeeërs, maar hun leiders. Kajafas dacht zijn macht te kunnen behouden door Jezus uit de weg te ruimen. Het volk is echter gered doordat ze door de dood van Jezus hebben 'gezien'. Tomas begreep, toen ze op weg gingen naar Lazarus, naar Betanië, dat dat de dood voor hen tot gevolg had. Hij kende de macht van de Judeese leiders.
Van Tilborg zegt: Het armoede-probleem komt in het Johannes-evangelie niet voor. De sociale positie van Lazarus en zijn familie (en vrienden, G.B.) speelt in het verhaal geen rol. De auteur is geïnteresseerd in de algemene vraag naar het samengaan van dood en leven. Wél is er grote aandacht voor de machtsvraag. De dood van Jezus is ook in de ogen van Johannes geen biologische gebeurtenis. Het is een dood waarin de machten van deze wereld een beslissende rol spelen. Zij zullen niet toestaan dat de liefde het wint, dat de liefde van Jezus machtiger is dan de dood.
Jezus zette zijn leven in voor Lazarus, zijn vriend. Gelovigen hoeven niet te denken dat het hen beter zal vergaan dan Jezus. Zij mogen weten dat zij door God worden gesterkt. God kiest de kant van de mensen die bereid zijn hun leven te geven voor hun vrienden. Het messiaanse lijden is een verhaal van liefde, omdat de belangen van de bezitlozen, van de machtelozen en van de rechtelozen zichtbaar blijven als bron en oorsprong van het lijden; omdat door het lijden en zelfs door de dood aan deze belangen geen afbreuk wordt gedaan, maar integendeel juist nog meer gaan spreken; omdat God tot aan het einde toe aan de kant van de machtelozen blijft.
De opwekking, van Lazarus, is geen doel in zichzelf. In het volgende zullen we dat zien. Het gaat om het zien van de heerlijkheid van God. Namelijk: de dood kán geen einde maken aan 'leven naar Gods liefde'.

Van de tekst van 11:1-57 hebben we (drie lezers samen) een (werk)vertaling gemaakt, met behulp van de Statenvertaling, en van Evangiles, traduits et présentés par André Chouraqui. (Daar waar in de Griekse tekst de aoristus staat, is konsekwent met de tegenwoordige tijd vertaald.)
Als de proloog van dit evangelie de thema's aangeeft dan is in deze tekst het thema: geloven in praktijken van het licht. Dat geloof overwint de dood. De kern van de tekst ligt in de verzen 20-27 met als hoogtepunt de belijdenis van Jezus 'Ik ben de opstanding en het leven' én de bevestiging en belijdenis van Martha 'Ja Heer, ik geloof: jij bent de messias ..' (Is zij de geliefde leerling? (Fiorenza) Ze zou er zeker voor in aanmerking mogen komen!) 

Wat laat de tekst zien van de praktijk van de schrijver?
In vs.2 geeft de schrijver extra informatie aan de lezer die kennelijk van belang geacht wordt. (Het verhaal waarnaar dit verwijst, volgt pas later.) Vs.5 ook extra info; 13, 18, 30, 51/52 en 55a idem. 57 inclusio. Wie moet gevangen genomen worden? Wie is er nu eigenlijk ziek?
(Vraag: Wordt de Johannes-gemeente bedreigd?)
Vs.4. De schrijver wil hier al laten weten aan de lezer dat deze ziekte niet voor de dood is. De lezer is hier uitgenodigd het verhaal te volgen en een besluit te nemen: de zoon van God al of niet te verheerlijken.
Wie zijn de adressanten van de schrijver?
Vs.5/1. Jeshua heeft drie mensen lief. Zij uit het dorp in Judea. Hij uit Galilea. Wordt dit een voorbeeld van wat liefhebben is/ praktisch kan betekenen, over grenzen heen (solidariteit?)?
8/9/10. Jeshua laat zich niet 'ondergronds' praten. Mensen van het licht moeten zich niet naar de nacht terug laten dringen. (Gebeurt dat dan bij de adressanten van de schrijver?)
16. Verwacht Tomas hier 'de' wederopstanding, het einde der tijden, waar hij dan wel bíj wil zijn? Of is dit een daad van solidariteit? Moet de lezer hier een keuze maken?

Hieronder volgt de kern.

20. Marta dan als zij hoort dat Jéshua' komt,
    gaat weg naar haar ontmoeting.
    Miryam blijft in huis.
21. Marta dan zegt tot Jéshua':
    Heer, als je er was geweest
    zou mijn broer niet dood zijn.

22. Nu weet ik het:
    alles wat je aan God zal vragen
    God zal het je geven.

23. Jéshua' zegt haar:
    Je broer zal opstaan.

24. Marta zegt hem:
    Ik weet dat hij zal opstaan bij
    de wederopstanding
    de laatste dag.
25. Jéshua' zegt haar:
    Ik ben de wederopstanding en het leven.
26. En alle levenden die in mij geloven
    zullen nooit sterven, in eeuwigheid.
    Geloof je dat?
27. Zij zegt hem:
    Ja Heer, ik geloof:
    jij bent de messias zoon van God
    degene die komt in de wereld.

Je kunt je afvragen wat er met Lazar(us) aan de hand is. Er blijft veel duister om hem heen. Hij leeft in duisternis. Welke rol is hem toebedeeld? Hij spreekt niet met woorden. Uit de tekst blijkt dat hij broer is en vriend, dat hij bemind wordt. Toch gaat het in afdalende lijn met hem:

ziek ----->ingeslapen ----->in het graf ----->ruikt al ----->omwikkeld, omsloten
Het gaat door het hele verhaal bergafwaarts. Terwijl de mensen rond hem heen hem liefhebben, sluit hij zich steeds meer af, daalt af in het graf, riekt al. Kan hij zo moeilijk tot geloof komen waar zijn zusters dat wel belijden?

wordt bemind ----zal gered worden ----mijn broer ----wordt geroepen ---- maak hem los; laat hem gaan.

Hemel en aarde moeten bewogen worden om hem te bevrijden of met de woorden van deze tekst 'te ontbinden' om hem te laten gaan. Hij moet vrij zijn, verlost, hij wordt tot verloste geroepen. Lazarus hoort het en komt naar buiten. Hij/wij ontmoet(en) hier de kerygmatische Jezus in de woorden die Jezus over hem spreekt. Lazarus wordt bemind, zal gered worden, wordt geroepen en losgemaakt.
Dood kan staan voor leven in het duister.(10): Als iemand 's nachts loopt, hij struikelt omdat het licht niet in hem is.

21. Met Jeshua, de messias, zijn er geen mensen 'dood'. Ook niet de adressanten v.d. schrijver. zie 25/26.
27. Eén is er al overtuigd
28. en roept anderen op ... om hem te 'horen'. Maar wel strategisch (heimelijk), want allen tegelijk laten zich niet overhalen.
33. Is Jeshua verontwaardigd om zoveel schijn-heiligheid, van de Judeeërs? Is die er ook bij de adressanten?
36. Welk 'liefhebben' is dit? Genegenheid, solidariteit, medelijden, .. zie 5.
37. 'enkelen onder hen' zien wel wat in de daden van Jeshua. Zij zijn wel benieuwd. De lezers van de schrijver ook?
38. Die enkelen -uit de adressanten -worden nu meegenomen dóór het vervolg. zie 40,42.
42. opdat zij geloven
44. de zweetdoek moet weg van de ogen van Lazar(us). In de ogen van de ander kan de heerlijkheid gezien worden. De gestorvene moet 'ontbonden' worden, van zijn banden ontdaan. De omstanders moeten dat doen.
45. Veel Judeeërs geloven
46. maar sommige ...
De verhoudingen zijn duidelijk omgekeerd. 'Sommige' zul je altijd houden, die het met de machthebbers menen te moeten houden.
Lezer: Kies wie je waarom zult geloven!
50. Maar ook de gevestigde orde kan, ondanks zichzelf en onbedoeld bevrijdende uitspraken doen; bestemd voor de adressanten v.d. schrijver. zie 52.
52. 'de kinderen van God in de verstrooiing', de adressanten worden opgeroepen tot de eenheid (daar is dus kennelijk nogal wat verdeeldheid).

Jeshua.
Om de paar verzen zijn er uitspraken van Jezus waar een boodschap, een wijsheid of een openbaring in is. Daar komen we de kerygmatische Jezus, de Christus, tegen:
4 deze ziekte is niet .. ; antw. op 3 die je liefhebt
9 de dag 12 uren ..        ,,      8 ga je daar ..heen
15 ik verheug me ..        ,,     14 Lazar is dood
In de dialoog van 20-27, de ontmoeting van Martha en Jezus zijn de woorden van 4 en 40-42 te horen.
Een openbaring van Gods heerlijkheid
      ,,           de verheerlijking van de zoon van God
      ,,           de zending van de zoon
Waartoe gezonden? Om 'Gebondenen aan handen en voeten' en 'omsloten gezichten' los te (doen) maken.
In de mate waarin de andere aktanten in de tekst vrijer worden -geloven, -zien, -weer kunnen gaan, gaat het met de historische Jezus bergafwaarts; door sommige Judeeërs die gezien hadden wat hij had gedaan. De leerlingen aarzelden al of ze er wel verstandig aan doen opnieuw naar Judea te gaan. Ze schatten in dat het daar definitief 'donker' en 'dood' is. Dat is volgens Jezus nog te vroeg gezegd: de dag heeft twaalf uren en zolang als het licht is, kan men gaan. Er is nog tijd. De duisternis heeft nog niet van het licht gewonnen. Integendeel zou je zeggen: Het licht en het leven winnen.
Dat gaat Jezus laten zien. Martha verwachtte eerst nog de verrijzenis 'op de laatste dag' maar ziet dan de verrijzenis en het leven vóór zich, de tijd is al aangebroken. Ook (een deel van) de Judeeërs komt tot geloof door wat ze zien. De doden kunnen tot leven komen als ze de stem van de zoon van God horen. Lazarus is daarvan het bewijs.
Als God zichtbaar wordt in de(ze) mens, dan betekent dat kritiek op de heersende tempelreligie die meent te kunnen bepalen wat 'waar geloof' inhoudt en kritiek op de keizerlijke overheersing die het goddelijk monopolie meende te bezitten. De Judeese leiders zien dit als ondermijning van hun macht.
Jezus wordt vogelvrij verklaard (53). Hij gaat zich terugtrekken naar het land dicht bij de woestijn.
54. Jeshua heeft niet, in 9/10, al te vroeg zich 'realistisch' opgesteld. Maar nu is het wel raadzaam even de ontwikkelingen in beschouwing te nemen.
Volgens mij wordt hier door de schrijver politiek aangeleerd.
55. Velen gaan op om zich te   -\
       reinigen                                > : Reinig je, met deze messias!
56. zij zoeken dan Jeshua        -/
57. inclusio. De beslissing is aan de lezer. Na-volgen?

Tot slot.
Werkloos, in de bijstand/leefloon ontvangend, veroordeeld tot leven zonder betekenis, al meer dan x jaren; uitzichtloos. Daar ga je dood aan, dat haalt de flonkering uit je ogen weg. In zo'n situatie kun je het verhaal van Lazarus, Martha en Maria wel gebruiken.
Dan zie je 'het leven' ook weer als realiteit aanwezig. Bijvoorbeeld -als je goed kijkt- in het 'gezicht' van de ander die helpt verdriet om te zetten in liefde en aandacht. En b.v. in de vrijlating van Mandela en  ... ,  .
Het leven is sterker dan de machtsstruktuur van de dood! Verzet tegen individualisering van de dood is gerechtvaardigd en is verbonden met de evenzo gerechtvaardigde strijd tegen de maatschappelijke wapens van de dood. Wederopstanding betekent, meer dan reïncarnatie, iets voor slachtoffers van onderdrukking: Met hun voortijdige dood zijn ze niet definitief alleen maar slachtoffer.
In Latijns Amerika verklaren de armen van de basisgemeenten de dood overwonnen als zij hun vermoorde strijdmakkers 'presente' melden op hun bijeenkomsten. ("Hij is niet dood, hij leeft met God, onder ons".) Vergelijkbaar kennen wij (op 4 mei in NL) de gewoonte om omgekomen verzetsmensen bij naam te noemen. Hun betekenis blijft voort gaan.
En recent wordt er aan dezelfde gedachte invulling gegeven als er op Aids Memorial Day quilts opgehangen worden met de namen van de slachtoffers van de ziekte Aids. Hun leven, in dienst van ... , is niet dood!
Mensen hebben het recht (van Godswege) om zo te leven dat ze kunnen zeggen dat het leven niet zinloos is. (En dan kun je als stervende je aardse lichaam wel los laten en kunnen nabestaanden en stervende samen ieder hun weg vervolgen.
Binnen de christelijke traditie hoeft er geen onderscheid te zijn tussen bevrijding uit maatschappelijke dood en verlossing uit 'persoonlijk lijden'. In gemeenschap kunnen armoede, ziekte en dood doorstaan worden. Gemeenschappelijk kan het individuele lijden worden 'opgeheven', opgenomen in solidariteit.

God de Vader is grond van religiekritiek, zo hebben we gezien, Jezus Messias -de Zoon- is bron van perspektief om tot bevrijdend subjekt te worden.
De Heilige Geest is -'inwonend' in de schepping- de inspiratie voor een 'volk' (subjekt) tot strategies handelen, zo zullen we vervolgens zien. 

5.1.3. Bevrijding met Geest.
De heilige Geest is te vinden in de Gemeente, de Kerk (dé metafoor voor het Lichaam van Christus), zo leert de officiële katholieke kerk. Van Hoogstraten brengt verheldering omtrent mogelijke ándere kollektieven waarin de heilige Geest te herkennen kan zijn.
Van Hoogstraten zegt: 'De verlossing wordt van oudsher gezien als het werk van de heilige Geest. Het werk van de Geest is te kennen uit de doorwerking van de verlossing en de bevrijding in historisch en geografisch bepaalde processen ... voor de hand liggend in revolutionaire bewegingen die de omverwerping van machtsverhoudingen ten doel hebben, opdat onderdrukten bevrijd worden.
De officiële kerk heeft de Geestwerking steeds voor zichzelf opgeëist; zij immers was het instituut (lichaam) waarbinnen de heilsgeschiedenis zich voltrok. Bonhoeffer heeft dit herkend als een tegenstelling tussen het religieus-individualistisch-onhistorische en het diesseitig-kollektief-historische. Verlossing moet meer als bevrijding worden gezien en de kerk moet zich in de bevrijdend-messiaanse beweging laten meenemen.

Van Hoogstraten verder: De revolutionaire betekenis van de Geest en de oorspronkelijke betekenis van verlossing als bevrijding zijn in het Westen duidelijk geworden door de krisis die het Westen in de wereld heeft veroorzaakt. De Geest moet worden benaderd als verlossende kracht die inzicht geeft, bezielt en zelfs tot extase kan leiden. In de termen van de ideologische klassenstrijd gesteld: de Geest verbindt zich als anti-ideologie aan de onderdrukten door hún belangen en hun lijden te artikuleren. Haar kriterium vindt zij in het doorzien van de onderdrukking (ook en juist op ideologisch nivo) als op te heffen oordeelssituatie en de partijkeuze voor de onderliggenden. Let wel: het is geen vrij-zwevende aangelegenheid, dat werk van de Geest. Zij werkt alleen door mensen.
De Geest werkt openbarend en korrigerend in de geschiedenis. Ze verschaft inzicht, doet kennen en bevrijdt daardoor het gevangen denken. Het inzicht van het joodse volk was dat zij een gemeenschap vormden op grond van een historische verlossingservaring. Deze herinnering geeft kracht om verlossing te bewerkstelligen. Kollektieve zelfkritiek, bijvoorbeeld in de ballingschap, resulteert in bevrijdende daden, de gemeenschap komt weer 'tot leven`, door de dood heen. Zo kan het begrip verlossing geherinterpreteerd worden.

Verder zegt hij: De krisis als oordeel slaat op de mensen zelf terug en niet op aan te wijzen zondebokken. Dat de úitsluitende toegang tot de Gemeente verkregen zou worden door het offer van Christus was een ernstige aanpassing van de verlossingsleer ten aanzien van de joden. Het Romeinse wereldrijk had het godsgeloof losgekoppeld van een volksbestaan. Verzoening en verlossing kon zo geen kritisch kriterium meer zijn voor de sociaal-ekonomische problematiek, specifiek voor een volk, b.v. ten aanzien van de positie die men inneemt.
Ook de heilige Geest was niet het symbool van een kritische kracht ten aanzien van de verhoudingen waarin mensen leven. De krisis waarin het volk van God zich bevond, was door de dood van de rechtvaardige aan het kruis echter onmiskenbaar duidelijk. Jezus' spreken en handelen getuigden daar ook al van.

Bevrijding.
Van Hoogstraten: Juist ín de onrechtvaardige situatie moet men misjpat (recht, kritiek) en Thora (wet, wijsheid) oefenen. Dit aanwijsbare gedrag, gebaseerd op een blijkbaar onuitroeibare hoop kan men mijns inziens zinvol benoemen als het werk van de heilige Geest.
De ideologische klassenstrijd is een noodzakelijke etappe in de vrijmaking. Wij zijn afhankelijk van inzichten en ervaringen die onmogelijk alleen aan het redelijk denken kunnen worden gekoppeld. Daarom is 'Verlichting van een andere kant` nodig die verlossing bewerkstelligt.
Marx heeft er op gewezen dat in het kapitalisme het geld een verlossende kwaliteit krijgt toegeschreven. Volgens bijbelse gegevens zijn mensen verlost tot zelf verlossend optreden waar onrecht geschiedt en waar onrecht struktureel gestalte heeft aangenomen. Deze voltrekt zich in de praxis van de op humaniteit gerichte aktie. De kerk als institutie is als een van de plaatsen hiertoe geëigend.
Wanneer het subjekt de verdeeldheid in de maatschappelijke verhoudingen erkent, kan ze die ook operationeel maken. Wie door een konflikt is heengegaan, is in staat tot grensoverschrijdende kommunikatie, gefundeerde gemeenschap.
Vrijgemaakte subjekten kunnen een kracht ontwikkelen waardoor op de algemene gang van zaken een beslissende invloed wordt uitgeoefend. Noem het 'een geloven tegen de klippen op', mits het maar geloof is van het subjekt binnen zijn werkelijkheid, dat zich niet onttrekt aan die werkelijkheid, zich er ook niet laat invoegen, maar zich de werkelijkheid toeëigent om haar vervolgens, als tweede stap, te veranderen. De exodus (uittocht) en de 'eisodus' (intocht) staan zo in een onverbrekelijke band met elkaar.

Hinkelammert ziet de werking van de Heilige Geest bij de lichamelijke opstanding -van Jezus-. Hij ziet dat diverse teksten (b.v. 1Cor.15) de lijfelijkheid van Jezus' opstanding benadrukken. Nieuw is dat het sterfelijke lichaam dat door de ziel beleefd wordt onsterfelijk is geworden; een transcendentaliteit naar een lichaam zonder dood. De ziel wordt vervangen door de Heilige Geest. Het nieuwe lichaam kan niet meer sterven en haar levensprincipe is niet meer van de ziel maar van de Heilige Geest. De Heilige Geest is een vooruitgrijpen op de bevrijding van het lichaam. De anticipatie in het sterfelijke lichaam is om het lichaam leven te geven. Die bevrijding is de anticipatie van de nieuwe aarde. Maar meer nog. Het leven is niet meer de weg naar de dood maar het verandert in de weg naar het heilige leven, het middel tot de dialoog met God. Door de Heilige Geest vindt als het ware transformatie plaats.
Kortom: bevrijding -met Geest- betekent dat bestaande onderdrukkende verhoudingen niet 'nu eenmaal` voor eeuwig vastliggen. Een nieuw 'lichaam' kan geoefend worden.
De Heilige Geest is -'inwonend' in de schepping- de inspiratie voor een 'volk' (subjekt) tot strategies handelen.

Van Hoogstratens 'bevrijding' en Hinkelammerts lichamelijke opstanding -met Geest- dienen niet alleen de ontkrachting van de oude christelijke verlossingsgedachte die niet-maatschappelijk of zelfs anti-maatschappelijk werkte, maar ze dient een eigen, polemische werking voor mondige mensen, zij biedt Geest-kracht.
Op het 'bevrijde lichaam' als kollektief subjekt van Hinkelammert, ga ik hierna verder in.

Zicht op perspektief kunnen mondige mensen in de traditie vinden. Argumentaties kunnen zij ontlenen aan (her-)lezing van (Bijbel-)teksten. Voorbeelden zijn hier: -voer de strijd gemeenschappelijk maar koppel niet zomaar verschillende strijdterreinen aan elkaar (Jozef en Potifars vrouw), -het maatschappij-'systeem' is niet absoluut, het is religieus; -bekering is mogelijk (Hosea), -maatschappelijk onrecht en 'persoonlijke' dood staan niet los van elkaar (Job), -dood is niet hetzelfde als: de strijd is verloren (wederopstanding is mogelijk (Lazarus), rechtvaardigen staan op!; Jezus).
Waarin 'm nou het ideologische zit in de bijbelse kernbegrippen, dát maakt de herinterpretatie duidelijk en maakt ze daar dus vrij van).

Wat echter te dóen in de weerbarstige werkelijkheid? Ís er wel leven na de dood, voor individu en gemeenschap? Is er behalve in de traditie ook in de feitelijke krachtsverhoudingen van vandaag perspektief te vinden?
Van Hoogstraten biedt bevrijding op het nivo van het bewustzijn, van leren en denken. Om welke konkrete kollektieven het hier en nu kan gaan (waar God -binnenwerelds- als H. Geest 'inwonend' is in de schepping) dat heeft hij niet methodisch uitgewerkt. Moeten we de dood ontwijken of dóór de dood heen gaan? Waar is de Heilige Geest 'inwonend'?
Met Hinkelammert (en Paulus; het bevrijde lichaam) komen we een stapje verder. Een nieuw 'lichaam' kan geoefend worden. In zo'n gemeenschap is het mogelijk door de dood heen te komen, 'op te staan'. Voor stervenden wordt het mogelijk 'gerust' dit leven los te laten, want het ís zinvol geweest.
Zo'n gemeenschap bestaat echter op veel plaatsen niet (meer) en zal dus (eerst) opgebouwd moeten worden. Welke konkrete 'lichamen' in aanmerking komen, zullen we zien in 5.2., de laatste paragrafen van dit hoofdstuk -en van deel II-.

5.2. WEERBAAR IN EEN BEVRIJD LICHAAM.

Hoe 'positioneel en ideologisch onderdrukten' kollektief subjekt worden, zal ik in de volgende paragraaf behandelen. Als kollektief je subjekttitel hanteren, dat kan 'in gemeenschap', in een lichaam. Met de lichamelijke opstanding bij Paulus beoogt Hinkelammert duidelijk te maken dat vertrouwen-op-God de akseptering is van een eenheid-tussen-mensen die radikaal staat tegenover de schijn-eenheid van het kapitaal (interdependentie in de wereldwijde arbeidsdeling).
'Messiaanse cellen', ecclesiae, moeten die bevrijdende eenheid tot uitdrukking brengen (een nieuw 'lichaam'). Daar worden individuen aangesproken tot solidariteitssubjekt.
Hoe komen mensen tot een lichaam? Wat moet er gemeenschappelijk zijn? Wat is het waar we gezamenlijk belang bij hebben?
Mijn voorlopige antwoord: Een ekonomie van de vriendschap, of liever, van de maatschap.

5.2.1. Subjekt in Gemeenschap.
Hoe komen mensen tot heilzame eenheid? Volgens Hinkelammert richt Paulus' verkondiging zich geheel op de lijfelijke opstanding: eerst van Jezus, dan van de mensheid in een nieuwe wereld.
Mensen die, omringd door de dood, de God van het leven vieren en belijden, weten dat de opstanding van het lichaam Gods initiatief is en ook blijft maar dat mensen dat rijk van God kunnen bespoedigen door een heilig leven, een leven volgens de Geest. In het nieuwtestamentisch verhaal is de opstanding van Jezus de garantie dat de messiaanse droom geen hersenschim is.
Hinkelammert ziet mogelijkheden voor een praktisch bondgenootschap tussen christenen en marxisten op grond van de nauwe verwantschap tussen de bijbelse utopie van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en Marx' utopie van het rijk der vrijheid.

Diverse teksten (b.v. Joh.20:27) benadrukken de lijfelijkheid van Jezus' verrijzenis. Nieuw is dat het lichaam onsterfelijk is geworden; een transcendentaliteit naar een lichaam zonder dood. Het sterfelijke lichaam wordt door de ziel beleefd. Juist de lijfelijke opstand is de onderscheiding van de terugkeer als geest. Het lichaam wordt vernieuwd, onsterfelijk. De ziel wordt vervangen door de Heilige Geest (zie par. 5.1.3.). Het nieuwe lichaam kan niet meer sterven en haar levensprincipe is niet meer van de ziel maar van de H. Geest. Die bevrijding is om het lichaam leven te geven. Die bevrijding is de anticipatie van de nieuwe aarde. Maar meer nog. Het leven is niet meer de weg naar de dood maar het verandert in de weg naar het heilige leven, het middel tot de dialoog met God.

Paulus' concept van anticipatie van het bevrijde lichaam -door de Geest- in het sterfelijke lichaam voert hem tot een komplex concept van subjektiviteit. Boven deze subjektiviteit ontwikkelt hij de moraal. Hinkelammert ziet bij Paulus twee moraliteiten; er is de moraal van de zonde die leidt tot de dood en de moraal van het leven zonder zonde. Aldus ontstaat het onderscheid tussen de wet van mensen en de geboden van God.
Richt het sterfelijk lichaam zich naar de dood dan wordt het beheerst door de vicieuze cirkel van zonde, wet en dood. De wet is een deel van het spel van de dood hoewel het zich tegen de zonde verzet. De wet roept zonde op. De wet laat zonde leven en verandert het lichaam waarin de zonde woont. De zonde doodt het subjekt, doodt het leven. De zonde is een fetisj die door de wet leeft. In de wet van de zonde wordt het lichaam door het vlees onderdrukt. Van deze onderdrukking bevrijdt zich het lichaam.

Het aan de kaak stellen van heerschappij werd in het vroege christendom als volgt in de kruisiging verzinnebeeld: Ten eerste in de kruisiging van het vlees door de zonde. Deze kruisiging zal eindigen bij de opstanding van het bevrijde lichaam. Ten tweede: de kruisiging van de onderdanen door de autoriteit en de klassenstruktuur die bij de opstanding zal leiden tot een nieuwe mens als bevrijd lijf. De 'boze geesten' die kruisigen (die tot subjekten worden) duidt Marx later als fetisj. De mens van de zonde en het vlees wordt gekruisigd en het lichaam van het leven staat op. Alleen het geloof, de be-aming van de geboden van God, is de bevestiging van de hoop op een bevrijd lichaam. Het geloof is het vooruitgrijpen op de nieuwe aarde. Dat is een gemeenschappelijk, geen individueel gebeuren.
Alles is onderworpen aan de naastenliefde en de geldigheid van wetten dient daaraan te worden getoetst. Wie de ander liefheeft, vervult de wet.

Paulus voerde met deze denkbeelden strijd tegen twee fronten: 1. De polytheistische Romeinse wereld met haar orgiastische levensstijl. Verzet daartegen is als strijd voor een bevrijd lichaam, tegenover de dwang van het vlees/de driften. 2. Van nog een koning van het rijk van de dood spreekt Paulus in Ef.5,5 : geld (soms vertaald als hebzucht). Het geld is de wortel van alle kwaad. Men is op het leven georiënteerd als men kleding en voedsel zoekt, men doodt als men zich op het geld oriënteert. (Geld maakt lichamelijke eenheid kapot.)

Vanuit deze visie benadert Paulus het probleem van de autoriteit en de klassenstruktuur. Hier kan de bestaande orde niet zonder meer worden opgeheven; dan zou er chaos ontstaan. De opheffing van autoriteit en klassenstruktuur ligt bij Paulus aan de transcendente en eschatologische horizon. Deze visie is volgens Hinkelammert te verklaren uit het ontbreken van een konsept over, of lichamelijke brug tussen subjekt en gemeenschap. Paulus heeft nooit ontdekt dat maatschappelijke lichamelijkheid wordt uitgemaakt door arbeidsdeling. Zodoende heeft hij ook niet gezien hoe een tegenlichamelijkheid op te bouwen zou zijn. Paulus kent geen konsept van een gemeenschap in vrijheid in deze wereld. Zo lang geen nieuwe aarde is gebouwd is orde nodig. De autoriteit is autoriteit omdat ze het is. Het onderscheid tussen autoriteiten bestaat niet en leidt uiteindelijk tot onderschikking: illegitiem, maar geldig.
Paulus kan ten opzichte van de fetisj geen maatschappelijke praxis ontwikkelen.

Lichamelijke eenheid.
Moeilijkheid is dat er geen relatie tussen bevrijd lichaam en gemeenschap tot stand komt. Paulus probeert het op het lichaam van Christus te betrekken waarin alle menselijke lichamen een zijn. Hij kan zo een eschatologisch perspektief aanbieden. Het vertrouwen op God is geen akt van het bewustzijn; het is de akseptering van de lichamelijke eenheid tussen de mensen -van subjekten in gemeenschap-, die voor hen zowel het lichaam van Christus als ook de lichamelijke brug naar God is. Deze eenheid heeft echter geen uitdrukking dat zij nu het lichaam van Christus is.
Door hun motto: illegitiem maar geldig en door het eschatologisch perspektief werden de christenen onkwetsbaar, niet te beinvloeden. Daarmee werd de macht van de keizer uitgehold. De eerste christenbeweging was geen politieke beweging maar door haar oriëntatie op de Heer werd zij een tegenstander van de Romeinse heersende orde.
Het ontbreken bij Paulus van een nieuw konsept van eenheid van mensen in lichamelijkheid (een lichamelijke gemeenschap) is de missing link die leidde tot onderschikking aan bestaande machtsstrukturen. Doordat 'tijdelijk' (zo lang de oude aarde heerst) het gezag wordt erkend, wordt geen nieuwe wereld op aarde voorgesteld en gerealiseerd.

Paulus' teksten zijn door regimes van het kapitaal uit hun kon-tekst gehaald, gebruikt ter rechtvaardiging van hun breuk met de eenheid van het mensengeslacht, aldus Hinkelammert. De wet van God is daar omgevormd tot de wet van de waren, de wet van de anti-God, van de dood. Naastenliefde (alle mensen zijn leden van een lichaam) komt daar niet voor. In de loop van de eeuwen (bij de nederlaag van het Romeinse imperium) kreeg het christendom de macht in handen. De eschatologische houding werd neergehaald. Om haar heerschappij en de legitimatie daarvan mogelijk te maken, werd de inhoud van het christendom, van de naastenliefde, zo veranderd dat daarmee de macht gelegitimeerd kan worden.
Het motto illegitiem maar geldig wordt later door de socialistische beweging gebruikt, maar men beperkt wel de duur van de gel-digheid tot uiteindelijk de revolutie.

Hinkelammert komt hier met het konsept van arbeidsdeling als lichamelijke eenheid. Ziet men de mensen in de arbeidsdeling als lichamelijk verenigd dan komen de uiteindelijke eenheid van het subjekt in de menselijke gemeenschap en daarmee de naastenliefde lichamelijk tot uitdrukking.
'Kerk' moet dan komen tot een ándere wederzijdse arbeidsafhankelijkheid. Zij zal ánders delen en organiseren. (Niet de markt deelt maar de maaltijd wordt gedeeld.)
'Het belijden van een God die volheid van leven schenkt, betekent dat alleen een politiek van sociale gerechtigheid en vrede, een milieuvriendelijke en ontwikkelingspolitiek voor het aangezicht van deze God te verantwoorden zijn. Daarom is de God van het Leven ook de God van de armen. En: een oecumenische, belijdende kerk die zich inzet voor het leven moet geboren worden'. Zónder konsept hebben mensen toch groepen gevormd, messiaanse cellen, ecclesiae. Eenheid in een lichaam kan wellicht een solidaire arbeidsdeling bewerken.

Kerk.
Kan 'kerk' een rol spelen in de strijd tegen de dood? De ekonomische theologie stelt elke religie onder kritiek, dus ook die bin-nen geloofsgemeenschappen. Is er 'kerk' die deze theologische zelf-kritiek op de ekonomische religie aandurft ?
Welke praktijken zijn aanwezig die inspirerend kunnen zijn voor de ontrechten, zij die aan de onderkant staan, -langdurig werklozen, -WAO-ers, -werknemers in de veranderende industrie en in de dienstverlening, -kleine -agrarische- ondernemers, -vrouwen en mannen, -alleenstaande ouderen, -asielzoekers, ... (samen eenderde van de bevolking)?
Met enkele voorbeelden waar kollektief (kerk?) de (ekonomische) religie-kritiek praktisch gehanteerd wordt (en dus geprobeerd wordt de ekonomische religieusiteit teniet te doen en een bevrijdend perspektief te realiseren), sluit ik in de volgende paragraaf deel II af.
'Geloof' en theologie zullen hier blijken ook sekulier, openbaar en 'materieel' van betekenis te kunnen zijn en niet slechts voor ingewijde individuele christen-burgers. De voorbeelden zijn te zien als voorafspiegelingen van het rijk van God waarin geopenbaard wordt dat de religie van de dood definitief verslagen is.

5.2.2. Subjekten Van De Ekonomie.
Maatschappelijke tegenstellingen zijn binnen de gevestigde kerken terug te vinden (rond het gulden midden).
Enkele wil ik hier noemen; het is van belang aan te geven welke positie het sterkst bezet is. Aangezien de kerken in Nederland (inklusief de kritische gemeenten) voor het grootste deel bestaan uit 'burgers', zal het van hún keuze afhangen of 'kerk' samen of apart vorm zal worden gegeven.
Kerk is niet een vaste vorm, een instituut; kerk is bekering, een beweging van mensen 'aan de basis'. De mensen uit de middengroepen zullen moeten kiezen: Of eraan gaan staan om samen met de armen de ekonomische tegenstellingen op te heffen, of (zich opwerken om) samen met 'de bovenkant' de tegenstellingen in stand te houden omdat dat (dan) voor hen het voordeligst lijkt.

-Ekonomie/Oecumene.
Er zijn tegenstellingen tussen en binnen verscheidene kerken. Tussen kerken: b.v. de meer oecumenische Protestantse kerk en de staatkundig gereformeerde gemeenten. Binnen kerken: b.v. in de RoomsKatholieke kerk, de 8 mei-beweging met daartegenover de bisschoppelijke hiërarchie en -als tweede voorbeeld- in de Protestantse kerken, de stroming van het Missionair Collectief met daartegenover de Gereformeerde Bond.
Ook zijn er tegenstellingen tussen kerken en christelijke politieke partijen (b.v. tussen de Raad van Kerken en het CDA); tussen verscheidene christelijke organisaties (NCW, werkgevers tegenover CNV, werknemers). Op grond van hetzelfde evangelie worden vaak tegengestelde 'vertalingen' gepraktiseerd. Zo wordt het beeld bevestigd dat er een tegenstelling is tussen zondagse uitspraken en doordeweekse daden.
Er zijn ook tegenstellingen tussen kerken en zogenaamde sekten en opwekkingsbewegingen waar evangeliseren in de praktijk wordt gebracht. Evangeliseren betekent voor mij niet een bepaalde waarheid aanpraten, maar: gerechtigheid doen en religie aanklagen. Bij de kerken vind ik dat meer dan bij de opwekkingsbewegingen.

-Pastoraat.
Er is een tegenstelling tussen zorg voor elkaars 'persoonlijk' geestelijk welzijn en zorg voor kollektief ervaren maatschappelijk onrecht. Ziekte, eenzaamheid en dood zijn gegevenheden van het leven die met elkaar gedeeld worden om staande te blijven in een maatschappij die niet als ideaal ervaren wordt. Binnen de kerk kan weggevlucht worden voor de werkelijkheid; kollektieve ervaringen aan de maatschappij worden vergeestelijkt, persoonlijk en individueel gehouden. Persoonlijke, geestelijke nood staat tegenover kollektief, materiëel onrecht ('politiek').

-Liturgie.
Er zijn tegenstellingen in de vormen waarin in de kerkdienst, de -meestal zondagse- bijeenkomst, uiting gegeven wordt aan geloof. Binnen de kerken zijn díe vormen heersend waarbij voornamelijk oudere 'burgers' zich nog redelijk wel bevinden: samen bidden, samen zingen, door één persoon gesproken. Een voorganger representeert in zijn eentje wat feitelijk 'werk van het volk' is. Het volk is trouwens al lang vergeten dat, wat binnen de liturgie gemanifesteerd wordt van haar is. De kerkdienst anno 1993 verschilt nauwelijks van andere 'burger'-samenkomsten in onze samenleving: aandeelhoudersvergaderingen, rechtszalen, universiteiten. Kortom woordarmen of gewoon financieel minder draagkrachtigen of anders minvermogenden komen niet aan de bak.

-Ervaren-van-God moet meer mogelijk gemaakt worden, maar om welke God gaat het? Wat allen god noemen, zo'n algemeen religieus gevoel (zoals bij 'holisme'?), een specifieke god zoals Geld, of de partijdige JHWH van de joodse en christelijke traditie?

Als een god van de aanpassing heersend is geworden, moet de God van de exodus en de opstanding present gesteld worden. Juist in tijd van krisis is het de taak van de kritische godsdienst steun te zijn voor de slachtoffers van de 'grillen' van het ekonomisch systeem (voor diegenen die zich dat 'systeem' niet anders konden voorstellen dan als een boven-natuurlijk verschijnsel met grillen).
We moeten -juist in de sekularisatie- vrijmoediger spreken over de betekenis van geloof voor bevrijding uit religie. Organische theologie, gemaakt in de strijd voor gerechtigheid, engagement, persoonlijke betrokkenheid.., in de strijd godservaring opdoen en die systematiseren. Ik word daarbij o.a. geïnspireerd door (de verhalen van) praktijken van basisgemeenten.
Kerk is daar aktieve solidariteit, is aktie en strijd, tegen alle bewuste en onbewuste pogingen om mensen te onderwerpen aan een (ekonomische en politieke) religie die de voorrechten van de do-minerende minderheid dient.
Voor veel mensen in die andere, mindere, omstandigheden staat kerk meer voor: samen voor een zaak staan, samen je 'brood' delen, iets van de rechtvaardige samenleving waar maken, elkaar bemoedigen wanneer het niet meezit en zo zingen, bidden, ... Naast de praatkultuur de 'kultuur van het zwijgen'; dans, symbolen, mime, emotie, ...

In 1.2. vertelde ik dat ik in de nachtdienst in de papierfabriek werkend wel eens dacht 'wat jammer dat de kerk hier niet van betekenis is'; en dat ik later konkludeerde: deze mensen die op onverwachte momenten verrassenderwijs elkaars diepste roerselen, elkaars lief en leed delen, maken zo 'kerk'. Dat hoeven we niet te 'verdubbelen'.
In mijn pastorale praktijk ben ik nog zo'n voorbeeld tegengekomen. Een deel uit een gesprek:
P. U hebt ook wel andere kontakten, voldoende mensen om mee te praten, ook over het geloof?!
MD. Ja, nou ja over het geloof niet zoveel, maar U bent hier nu, omdat u allerléi bezoeken aflegt en dat vind ik prima, maar weet u waar de kerk zich naar mijn ervaring niet of te weinig mee bezig houdt? Ik ben na de oorlog als dienstplichtige in Indië geweest. Wat we daar meegemaakt hebben. Nog steeds zijn er jongens die er nu nog nachtmerries van hebben. We komen nog regelmatig bij elkaar; ik heb er zelf geen last meer van, maar sommigen ... Daar zou de kerk bij moeten zijn. Als ze maar kunnen praten, dat moet, ze moeten het kwijt kunnen. Weet U d'r iets van? Ach, wat weet de regering er ook van? Ze willen het ook niet precies weten wat we daar hebben meegemaakt.
P. Wat ik weet van wat daar toen gebeurd is, weet ik van boeken, van school, van de media. Direkt van mensen die het hebben meegemaakt weet ik het niet. Enkel herinner ik me iets vaag van vroeger dat onze buurman naar Indië was geweest. Ik herinner me slechts dat in gesprekken daarover er een mysterieuze sfeer van respekt was.
MD. Kijk, ik zal je laten zien wat veel jongens daar nu nog steeds last mee hebben. Dit jaar stond in Vrij Nederland een artikel met gesprekken met oud-Indië-gangers. (Hij pakt het tijdschrift van een stapel en laat het mij zien.) Je mag het wel meenemen en lezen als je wilt.
P. Dank u wel. Ja, of ik maak kopieën en breng het dan gauw terug.
Bijna twee maand later ben ik nog weer bij hen terug geweest. Kort, want ook toen stond mevrouw D. op het punt om naar haar zuster te gaan. Deze had net vernomen dat aan haar kanker niet meer iets gedaan kan worden. Ze hebben als familie goed steun aan elkaar, vertelde men. D.

-Oud-Indië-ervaringen en kanker en gemeenschappen van mensen om je heen waar die ervaringen overstegen kunnen worden. Dat is toch kerk.
'Kerk' kan alleen staan voor een voorlopige schets van een nieuwe samenlevingsformatie. Ook die zal echter op den duur weer bijgesteld moeten worden, willen we ons blijven hoeden voor religie.

De vraag is niet óf God bestaat, maar in welke god je gelooft of wilt geloven. (Onderscheid is te leren. Zie deel III, het volgende hoofdstuk.)

Nu aan het eind van deel II nog: Hoe kan 'kerk aan de basis' er uit zien?

5.2.3. Maat-schappen.
Een -voorlopige- schets van de opdrachten, funkties en vormen van bondgenootschappen, basisgemeenten.

    IN VRIJHEID GEKOZEN
    VERBONDENHEID
    MET PARTNER
    MET WERKPLEK
    MET MENSEN
    MET DE WERELD
    TEN DIENSTE VAN
    EEN LEEFBARE
    MENSELIJKE
    GODDELIJKE
    WERELD
    TEN DIENSTE VAN
    MIJ EN JOU
    DUS

1. Oekumene./Ekonomie.
Een basisgemeente is in ieder geval oecumenisch, dat wil zeggen gericht op het bewoonbaar maken van de wereld. Zij wil relevant zijn voor de bevrijdingsprocessen van onze tijd. Haar maatschappelijk engagement 'spreekt' uit haar praxis. Ze oefent nieuwe strukturen van samenleven, ze neemt stelling, voert aktie en ver-zamelt moed. De nieuwe maatschappij moeten wij maken; niet door terug te willen naar ..., maar door vooruit te grijpen op ... Nu moeten we durven denken, fantaseren over en experimenteren met a. hoe het er aan de andere kant van déze ekonomie uitziet (arbeidsdeling; medezeggenschap, niet als individueel maar als kollektief belang; arbeidstijdverkorting) b. hoe het er aan de andere kant van wapen'beheersing' uitziet, c. hoe het er aan de andere kant van de grenzen van het patriarchaat, de mannelijkheid uitziet. Daar waar mannen last krijgen van de patriarchale strukturen zullen zij zich (moeten) 'organiseren'.

Willen we een andere ekonomie opbouwen dan zullen we experimenteel moeten beginnen. We kunnen behalve via de 'parlementaire' politiek de ekonomie ook rechtstreeks beïnvloeden.
We kunnen bondgenootschappen sluiten tegen degenen die zich met macht wapenen. Wiersma pleit, bij het in-de-maak-zijn van 'Europa'92', voor "een theologische presentie tegenover het ge-rechtigheidsbegrip van juristen en politici. Alle rechten en regels die juristen en politici met elkaar afspreken, garanderen niet vanzelf de vorm van gerechtigheid die kerk en theologie tot hun erfgoed rekenen... Als 'Europa' in het huidige constitutioneel proces 'van recht en gerechtigheid ontkoppelde machten' op de been helpt, zal er moeten worden gereageerd in de Geest van Bonhoeffer, ten bate van weduwen, wezen en vreemdelingen, de kroongetuigen van het verbond in het oude Israel". (Zie ook Du-chrov van Kairos-Europa.)
Parlementair is Disk aktief m.b.t. armoede in Nederland, daarmee zich naast werknemersorganisaries CNV en FNV opstellend, wat praktisch betekende: tegenover NCW, VNO, CDA en VVD. MCKS stelt kritische vragen over informatie-technologie t.o.v. computer-analfabetisme.
Parlementair-politiek kan theologische kritiek kollektief binnen politieke partijen vruchtbaar gemaakt worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door De Linker Wang bij Groen Links en door Tijd en Taak bij de P.v.d.A. (Binnen D66 of de VVD zou het CDA aan de verzuiling voorbij kunnen funktioneren.)
Binnen de vakbond FNV funktioneert behalve een kritische groep Solidariteit, het Sekretariaat voor Levensbeschouwing. (Het CNV zou daar de verzuiling dus ook voorbij kunnen.)

Rechtstreeks kunnen we (elkaar steunen in het) weigeren onze arbeid te verkopen aan de grote 'opstapelaars'. We kunnen als kon-sumenten weigeren produkten te kopen van en onze centen te beleggen bij die groten. De Wereldraad van Kerken ('ekonomie een zaak van belijden'), Solidaridad, ASN, OIKOS, Ideële Verzekeringen tegenover het IMF, banken en commerciële verzekeringsbedrijven.
We kunnen kleine, koöperatieve bedrijven steunen (via Wereldwinkel en ASN voor 'eerlijke' handel. Het Kritisch Landbouwberaad  steunt boeren, met de Raad van Kerken, tegenover standsorganisaties (o.a. CBTB) en agrobusiness, voor 'eerlijke' produktie. De CPJ (jonge boeren) zijn kritisch t.o.v. genentechniek en naast Strohalm en Milieudefensie is 'Kerk en Milieu' voor 'gezonde' produktie.
We kunnen gezamenlijk onze inkomens herverdelen (In de Kritische gemeente Ymond wordt geoefend).
En we blijven beseffen dat de stap naar bevrijding van de hele samenleving daaruit niet automatisch voortvloeit.

2. Pastoraat./Politiek. Vriend-/Maatschappen.
Daar waar het politieke persoonlijk wordt, ligt een taak voor de basisgemeente. De eigen keuzes maken mensen omstreden onder hun kollega's, bij hun familie, bij vrienden. De zorg voor elkaar is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Alle problemen die samenhangen met krisissituaties zijn daarbij in het geding: ontslag, armoede, teleurstelling, ziekte, dood, ... De kultuur van maatschappelijk ontrechten kan een plaats hebben: eigen toneel, strijdliederen, eigen geschiedenis, gebruiken, verhalen, ... (In de Pauluskerk in Rotterdam?).

Partijdig is een gemeente niet zomaar, dat brengt ook interne spanningen en konflikten met zich mee. Een gemeente is pas echt gemeente als ze konflikten aankan. We zullen gezamenlijk en steeds opnieuw moeten zoeken naar hoe we kunnen samenkomen.
De struktuur van de basisgemeente (als voor-afspiegeling van de toekomst) zal ekonomisch, politiek en ideologisch demokratisch zijn. Niet een door een voorhoede uitgetekende beleidslijn zal bepalend zijn, maar het proces van omvorming, samen leren door aktie, reflektie en organisatie als een geïntegreerd gebeuren.
Groepen die op zo'n manier 'kerk' vorm geven, zijn niet zomaar aan te wijzen. De in dit hoofdstuk genoemde organisaties vertonen er allemaal (deel-)aspekten van. Zij houden als in een soort netwerk kontakt met elkaar om het vertrouwen in de toekomst steeds nieuwe impulsen te kunnen geven.

3. Liturgie.
Een gemeente die strijdt, die ergens voor stáát, heeft iets te vieren; gemeenschap, bemoediging, inspiratie. Het is mogelijk wél te zien, soms even, wat er ís en wat (nog) niet is. Voor mij heeft dat te maken met tóch verwachten, hopen, vertrouwen op wat logisch beredeneerd niet mogelijk lijkt. Maar het moet lévend gehouden worden. In bepaalde omstandigheden zouden geloof en hoop wel eens het allerlaatste kunnen zijn waar we ons aan vast kunnen houden. Dat levend-houden kán met wat in de messiaanse beweging liturgie heet: Verhalen, symbolen, rituelen, ... die aan elkaar worden doorgegeven. Mensen getuigen van strijd en bevrijding. Er wordt gedeeld: vreugde en verdriet, 'brood en wijn' en er wordt present gesteld: wonder, ontroering, God, liefde, hoop.
Als er na verhalen van moeite en strijd geen antwoorden zijn, als er alleen maar stilte overblijft óf vele nutteloze woorden, dood, dan worden tóch die andere verhalen uit de bijbel doorverteld, in een afgesproken ritueel. Zo'n ordening kan iets 'verder brengen' wat uit zichzelf niet zo ver zou komen. Zo vormen 'praktikanten van het evangelie' een 'verbond' voor hun dagelijkse meervoudig-individuele strijd. Zo wordt er steeds gezocht naar datgene wat tóch gebeurt, wonderwel, datgene wat uittilt boven het schijnbaar  onontkoombare.

4. Bezinning/Analyse.
De bijbel lezen, in kleine groepen, is de oude draad oppakken, een proces voortzetten dat in de bijbel zelf begint, namelijk de strijd tussen machtigen en machtelozen. Deskundigheid wordt ingebracht door: vrouwen, werklozen, jongeren, ... (theologisch geschoolden kunnen hun kennis omtrent de bijbel -historische en materiële kontext- inbrengen). Het perspektief blijkt: de dood heeft niet het laatste woord.
Dat bedoelde strijd zich feitelijk voordoet, willen velen vaak maar liever vergeten, ze kiezen dan voor 'rust'. Maar we maken er allen deel van uit. Tot klassenstrijd werd niet door Marx opgeroepen, hij zag het feitelijk gebeuren en benoemde het. Sinds dat inzicht willen velen die tegenstellingen opheffen én zich intussen niet meer zomaar laten vernederen. Die omkering, bekering (revolutie) is een permanent proces dat gepaard moet gaan met bevrijding van het bewustzijn van ieder. Want velen zullen pas in de bevrijdingsstrijd kunnen stappen als ze hun eigen traditie op een eigen, nieuwe manier hebben leren lezen.
Daarom is er in de basisgemeente de ekonomische en politieke bezinning. Enerzijds omdat mensen in hun strijd, ieder op haar/zijn strijdterrein beslagen ten ijs moeten komen, anderzijds omdat de (bijbel-)verhalen historisch bemiddeld moeten worden. Analyses moeten gemaakt, verbanden getoond, machten (afgoden) ontmaskerd.

In 1.3. schreef ik: Van 'geestelijk raadgevers' (zoals van pastores bij kerkgenootschappen) wordt verwacht dat ze voor meerdere groepen mensen een eigentijds kader helpen vormen voor antwoorden op levensbeschouwelijke, met de maatschappij samenhangende vragen. Bovendien mogen ze de pluriforme beschikbare kaders begrijpelijk doorgeven.
Vanuit een christelijke optie heb ik hier een duidelijke positie willen vertegenwoordigen die te weinig naar voren komt in de heersende machtsverhoudingen: Theologie moet -voor mij- een rol spelen op maatschappelijke en meervoudig-individuele terreinen waar strijd gevoerd wordt op leven en dood. Levensbeschouwelijke vorming, of katechese, kan inzicht verschaffen en bovendien te weer stellen tegen religie.
In het bedrijfsleven, in het onderwijs en ook in de dienstverlenende sektor -de arbeidsvoorziening b.v.-, de hulpverlening, de verpleging, in wel elke tak van produktie dan wel reproduktie, spelen religieuze noties een rol. In genoemde werkvelden bekleden mensen funkties waarbij het van belang kan zijn inzicht te hebben in hoe levensbeschouwingen uitwerken op persoonlijk en maatschappelijk vlak.

Wat na deel II (na analyse: de dood laten zien; God: we kunnen door de dood heen; perspektief: leven in gemeenschap) vanuit 'kerk' (met haar geestelijk raadgevers) aangeboden kan worden is een methode om de religie van de ekonomie te leren doorzien opdat politiek handelen mogelijk wordt.
Een methode van zo'n basisbeweging zal moeten uitgaan van een nieuw pedagogisch model.

Katechese die wil leren weerbare lichamen te zijn, weerbaar tot 'oecumene' in een religieuze wereld, heeft een kritische pedagogiek nodig.

Welk model van politieke vorming staan wij voor? Hoe passen verhalen, verhalen van onderdrukking en mogelijkheden voor bevrijding, die de joodse en christelijke traditie te bieden heeft daarin? Hoe kan de katechese funktioneren. Welke katechese staat in de strijd met de heersende religie?
Daarover tenslotte deel III, hoofdstuk 6.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.