Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


Petrus volgens Lucas

In twee bijeenkomsten staat Petrus in het middelpunt.
1. In het evangelieboek.
Het verhaal van Petrus: daar gaan we naar kijken; en dan specifiek naar wat we bij Lucas over hem vinden.
Wat leert zijn verhaal ons over gemeenschap vormen en christen zijn vandaag?
___________________________________________________________________________

Petrus is een volgeling van Jezus. Een leerling van het eerste uur. Petrus heeft het allemaal meegemaakt: hoe Jezus rondtrekt en het Koninkrijk van God preekt en de mensen liefheeft en geneest. Hoe Jezus tenslotte in Jeruzalem gearresteerd wordt en doodgemarteld aan een kruis. Hoe Jezus tenslotte niet klein te krijgen is ...  Petrus ook niet?

Het levensverhaal van Petrus. Dat hebben we niet kant en klaar in de bijbel.
Petrus heeft ons niet zijn levensverhaal nagelaten, er is van hem geen dagboek gevonden. Ook geen memoires, herinneringen die Petrus zelf zou hebben opgeschreven; eens aan de avond van zijn leven: Mijn leven met Jezus van Nazareth.
Wij hebben van Petrus een brief, een rondzendbrief aan de gemeenten van Jezus Christus. Maar Petrus schrijft in deze brief nauwelijks over zichzelf. Nou ja: tussen de regels door schrijft Petrus iets over zichzelf; als hij schrijft over bouwstenen en struikelblokken. 

Wat we wél hebben: enkele teksten, enkele verhalen óver Petrus.
Petrus is een interessante figuur. Van de discipelen krijgt híj het meeste reliëf. Dat komt omdat hij nogal op de voorgrond treedt .., haantje de voorste is .., er nogal makkelijk uitflapt wat hij denkt. Vanzelf wordt hij zo ook een beetje hun woordvoerder. In die zin heeft hij in alle evangeliën een primaat, is hij nr. 1.
Ook heeft hij echter de primeurs van het negatieve: Hij is nummer 1 in de missers en nr 1 in de grote woorden, en dan nr. 1 in verloochening.
Hij is dan ook zeer geschikt – en wordt door alle evangelisten ook daarvoor gebruikt – om ons ‘een lesje’ te leren over hoe het gaat in de navolging van Christus.

Als we alle passages waarin hij genoemd wordt naast elkaar leggen, valt op dat hij wordt neergezet als de woordvoerder van de twaalf apostelen: hij is degene die hun vragen, hun verbazing of hun onbegrip onder woorden brengt. Daarnaast maken de evangelisten op allerlei manieren duidelijk dat Petrus vanaf het begin een bijzondere positie temidden van de leerlingen moet hebben ingenomen. Bij Mattheüs en Marcus is hij de eerste die door Jezus geroepen wordt. Lucas slaat het hele roepingsverhaal gewoon over en voert Simon, zoals hij dan nog heet, meteen als vanzelfsprekende metgezel van Jezus ten tonele. Ook is Petrus, samen met Johannes en Jakobus, aanwezig bij essentiële gebeurtenissen – de gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor, de opwekking van het dochtertje van Jaïrus en de doodsangst van Jezus in Getsemane. In alle gevallen wordt zijn naam als eerste genoemd. Verder vertelt Marcus dat de engel die de vrouwen bij het lege graf ontmoeten hun de opdracht geeft: “Gaat aan de leerlingen én aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea” (Mc. 16: 7).

Maar naast de bijzondere positie tekenen de evangeliën Petrus als een man die met fouten en zwakheden behept is. Jezus noemt hem rots (Luc. 6,14). Maar Petrus maakt eerder een wankelmoedige indruk. Er moet kennelijk heel wat gebeuren om toch rots genoemd te worden.

De vraag rijst waar Petrus deze bijzondere positie aan te danken heeft.
Aan zijn karakter? Dat is wellicht het best te typeren als impulsief. Onbevangen en spontaan stelt hij Jezus de vragen die bij de leerlingen leven en als hij Jezus na Diens verrijzenis terugziet springt hij met kleren en al het water in (dat horen we bij Johannes -21: 7-). Maar dit enthousi-asme maakt hem nog niet tot een super-gelovige: bij de storm op het meer loopt hij weliswaar over het water op Jezus af, maar halverwege krijgt hij twijfels, wordt kleingelovig en zinkt (zo horen we bij Mt 14: 28-29) en als Jezus met Zijn leerlingen over Zijn lijden en sterven spreekt, wil Petrus dat verhinderen – hij begint Jezus “ernstig daarover te onder-houden” (Luc.).
Helemaal begrepen had hij het dus niet, pas als hij de zwachtels in het lege graf ziet liggen, begint er iets te dagen en loopt hij “verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was” terug naar Jeruzalem (zo lezen we bij Lucas (24: 12). En tenslotte: een stoere held is hij al helemaal niet: kort na het Laatste Avondmaal verloochent hij Jezus.

Petrus is dus voor alles een mens van vlees en bloed, maar met zijn vallen en opstaan herkenbaar en benaderbaar. En uitgerekend tegen hem zegt Jezus dat hij de leider van het Godsvolk zal worden. Ten teken van dit nieuwe begin geeft hij Simon bar Jona een nieuwe naam, Kepha in het Aramees, Petrus in het Latijn. Op deze steenrots wil Hij zijn volk , zijn´kerk´ bouwen; (de ‘qahal’, wat betekent ‘volk in de woestijn’, ‘Gods volk op doortocht’. Zo lezen we bij Matteus.)
Jezus vertrouwt hem een belangrijke rol toe.

Hij staat ook niet zover van ons af, hij is een mens als wij, deze Simon Bar Jona.
In de literatuur over het Lucas-evangelie en specifiek over de figuur van Petrus wordt verschillend geschreven over de achtergrond, de maatschappelijke positie van Petrus als visser.
Zijn vader (Jona dus) had een vissers-´onderneming´, zo schrijven populaire commentatoren in hedendaagse terminologie. Zijn beide zonen, Simon en Andreas werkten in zijn bedrijf met nog enkele knechten. En – volgens de evangelieën – vaak in een 'joint venture' met twee andere vissers uit de stad: Johannes en Jakobus, de zonen van Zebedeus.
Andere commentatoren melden sociale onderscheidingen: Matteus en Marcus maken bij Simon en Andreas gewag van ´vissers met netten´. Zij behoren kennelijk tot de armere klasse van vissers die alleen een net bezitten en geen boot.
Hij was getrouwd, Simon, woonde eerst in Bethsaïda en later in Kefarnaüm. in het huis van zijn schoonmoeder.
Kortom : Petrus was dus een kleine zelfstandige met een onzeker bestaan, een hard werkende man met wankele vooruitzichten.
Maar, daarnaast was hij óók een zoeker op het terrein van geloof en leven. Hij was al erg geïnteresseerd geweest toen Johannes predikte, maar toen Jezus op een dag langs het water was gekomen terwijl zij net klaar waren met vissen, was de bliksem in z’n leven ingeslagen.

Jezus had ze geroepen, alle vier, die ik net noemde.
En alle vier waren op zijn roeping ingegaan en waren hem gevolgd.
Petrus had immers maatschappelijke verantwoordelijkheden en familiale verplichtingen: zijn vrouw, het bedrijf van zijn vader.. Blijkbaar heeft hij het bedrijf aan  z’n vader (en andere broers of knechten) overgelaten omdat het met Jezus mogen meegaan hem belangrijker leek dan dat alles. En zijn vrouw? Het evangelie zwijgt over haar: Later lezen we wel bij Paulus dat Petrus ‘zijn vrouw meenam’ als hij als apostel op reis ging.

In elk geval: een sociale positie vol onzekerheden ...(?) liet hij varen voor een anders-zekere weg achter Jezus aan.
Om te zeggen dat hij alle schepen achter zich verbrandde, is misschien iets te veel van het goede. Kostwinning en dagelijks leven zaten wel wat anders in elkaar dan vandaag de dag. Blijkens de verhalen uit de periode tussen Pasen en Pinksteren kon Petrus weer terug in de boot stappen en gaan vissen. Zijn familie bood hem weer gelegenheid -waarvoor ze natuurlijk ook weinig keus hadden-.
Maar in elk geval: inhoudelijk gezien, geestelijk, is het wel een radicale keus: Petrus´ levens-vulling, de zingeving van heel zijn bestaan: hij zet het volledig op de kaart van Jezus: 100%. Wat dat betreft: geen voorbehoud. Petrus heeft grote verwachtingen van Jezus.

We kennen Petrus -uit de vier Evangeliën samen- als een moedig mens, een stoere visser uit Galilea, voor geen kleintje vervaard. Bij de storm op het meer, als Jezus naar zijn angstige discipelen toekomt, stapt Petrus overboord en gaat de Heer tegemoet. Geen discipel zou het hem nadoen. In de hof van Gethsemane grijpt hij naar het zwaard en slaat erop los om Jezus te verdedigen. Niet verstandig, maar wel heldhaftig. Hij waagt zich zelfs op de binnenplaats van het hogepriesterlijk paleis waar het proces om Jezus plaatsvindt. Hij houdt zich daar niet schuil achter een pilaar, maar gaat brutaalweg tussen de soldaten en de anderen zitten aan het vuur.

Hoe is het mogelijk dat die moedige Petrus het daar opeens laat afweten?
Ik heb zelf jaren gedacht dat Petrus hier spreekt uit angst of lafheid. Zo staat het in verschillende kinderbijbels: Petrus is bang, hij wil zijn hachje redden. De grond wordt hem te heet onder de voeten. Petrus kiest alsnog het hazenpad.
Angst of lafheid? Dat is niet terug te vinden in de bijbel. In geen enkele Evangelietekst staat dat. Die vraag van Petrus aan Jezus geeft te denken: Heer, waarom kan ik U nu niet volgen? Is dat vanwege angst of lafheid? Lees ik dat uít het verhaal van Petrus, of lees ik dat erín: zegt dat misschien meer iets over mij als lezer? Over mijn gevoelens en beweegredenen?
Het is geen uiting van bangheid. Het is een verloochening in de volle betekenis van het woord. Het is een overtuigd breken met Jezus.
Toen Jezus destijds sprak over zijn lijden en sterven, zei Petrus: Dat zal niet gebeuren! Hij had een heel andere voorstelling van de Messias. Een Jezus die de demonen te machtig is. Zou Hij ook de Romeinen niet kunnen uitdrijven en een einde maken aan hun duivelse bewind? Zoals Simson zijn boeien verbrak, zo zou ook Jezus zijn boeien verbreken en ten overstaan van het Sanhedrin en de Romeinse soldaten zijn macht tonen! Maar Jezus verbreekt zijn boeien niet. Hij laat zich slaan en belasteren en veroordelen!

Op deze Jezus knapt Petrus af. Hij is een gevoelsmens. Het is bij hem alles of niets. De twijfel slaat toe, de verwarring, de woede. Heeft hij daarvoor drie jaar van z´n leven opgeofferd, voor de goede zaak van de Messias die nu helemaal de Messias niet blijkt te zijn!
Alle bitterheid komt naar buiten in de bitse antwoorden die Petrus geeft op de vragen die hem worden gesteld. Hij liegt tegen de klippen op, want voor deze Jezus heeft hij zijn leven niet meer over. En hij meent het, hartgrondig: bij deze Jezus wil hij niet horen. Ik ken die mens niet!
Petrus ergert zich dus aan Jezus. En hij is de enige niet.
Dat verklaart ook waarom Petrus erbij vloekt. Daar, aan dat houtvuur, zegt Petrus drie maal dat hij Jezus niet kent. Uit ergernis. Zo'n Jezus is voor Petrus niet langer te volgen; zo'n Heer die zich zonder slag of stoot overgeeft en zich laat afvoeren voor een verhoor; een zekere dood tegemoet. Dat kan Petrus niet meemaken.
Je kunt je kapot ergeren aan Jezus. Een gekruisigde Christus: dat is een ergernis voor Joden en een dwaasheid voor heidenen.

Wat is er terecht gekomen van de verwachtingen?
Heel de verwachting van het Eerste Testament bijv.; door de profeten zo treffend verwoord. Hoe God middels een nieuwe profeet, een nieuwe koning, orde op zaken zou stellen: hoogmoedigen van de troon stoten, onrecht weg doen, lijden en leed uit de wereld zou helpen.
Dat alles moet Petrus op Jezus hebben geprojecteerd, de politieke bevrijding van het volk Israel van de Romeinse overheersing incluis; ‘de verlossing’ van Israel.

Inderdaad, er was van alles beginnen te gebeuren rond Jezus. Profetieën lijken in vervulling te gaan. Het langverwachte rijk van God begint te gloren daar rond het meer van Galilea. Het grote gebeuren is begonnen; en Jezus zal het doen.
Daarom dat Petrus namens de disicpelen het eruit gooit (in Luc. 9 horen we het): Jezus is niet een profeet, niet de zoveelste, zelfs niet Elia, de voorlaatste. Neen: zeker weten: Gij zijt de Messias, de langverwachte, de vervuller, de verlosser, Gods één en al. Gij zijt het, ik weet het zeker, 100%.
Dat is dus niet maar een vaststelling over wie Jezus is, neen: in die belijdenis is Petrus zelf helemaal mee gedefinieerd, als iemand die alles van deze Jezus verwacht. In het enthousiasme horen we dus meeklinken iets van: Ik wist het wel, ik ben u gevolgd, heb alles voor u opzij geschoven: het zal niet voor niets zijn! Het is de goede keuze geweest, de moeite waard! Mijn weg zal die van de Messias zijn. De verwachting van Israel zal voor mijn ogen vervuld worden. Het leven wordt zoals de profeten hebben voorzegd. Daarheen zijn wij op weg. Daarheen gaat Jezus ons voor!

Geloven en niet geloven, twijfelen en zeker zijn, belijden en verloochenen, krachtig zijn en zwak zijn, loven en liegen, tot rust komen en onrust ervaren, een rots zijn en drijfzand zijn, schaamte en vreugde - het ligt allemaal zo dicht bij elkaar in het leven van Petrus.

Dit zijn enkele elementen uit het levensverhaal van Petrus.
In het boek Handelingen der apostelen kunnen we verder lezen over Petrus. Daar horen we over een heel andere Petrus: hij die met Pinksteren een gloedvolle redevoering houdt, wonderen doet, handen oplegt, vermaant en troost.

En hoe gaat het verder met Petrus?
In de bijbel vinden we daarover niets. Maar : in later tijd is er een kleine toegift te vinden. Een legende, een vroom verhaal. In de christelijk kerk van de eerste eeuwen is het vervolgverhaal van Petrus bewaard gebleven. Een latere kerkleider, een zekere Eusebius, heeft het volgende verhaal opgeschreven: Petrus wordt -tenslotte- in Rome, tijdens de christenvervolging onder keizer Nero, gearresteerd en veroordeeld tot de dood aan een kruis.
Het verhaal gaat dat Petrus op eigen verzoek wordt gekruisigd met het hoofd naar beneden.



Petrus in het Lucas-evangelie. Teksten.

Lucas heeft zijn werk als volgt ingedeeld:
Proloog (1 tot 4:13),
deel 1: Het werk in Galilea (4:14 tot 9:50),
deel 2: De reis naar Jeruzalem (9:51 tot 23:49),
deel 3: Jezus in Jeruzalem (19:28 tot 23:49),
Slot (graflegging, opstanding en hemelvaart, 23:50 tot 24:53).

De inhoud van het boek lijkt op een grote doelgroep gericht te zijn: christenen van Joodse en niet-Joodse afkomst her en der in het Romeinse rijk. De schrijver zegt dat hij verschillende overleveringen over Jezus kent en dat hij een nieuw, betrouwbaar verhaal wil vertellen over de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken.
In het evangelie komt een aantal thema´s sterk naar voren. Zo wil de auteur zijn lezers ervan overtuigen dat de christengemeente, die uit joden en niet-Joden bestaat, onwrikbaar geworteld is in de geschiedenis van Israel. Een ander belangrijk thema is de ethiek: rijken worden keer op keer gemaand iets tegen armoede te doen.

In deel 1:
1.De eerste vermelding van Petrus is: Jezus in het huis van Petrus (Simon) (Luc. 4,38), waar de moeder van Simons vrouw ziek is;
Na het verlaten van de synagoge ging hij naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen.

2. Matteus en Marcus maken bij Simon en Andreas gewag van vissers met netten. Zij behoren kennelijk tot de armere klasse van vissers die alleen een net bezitten en geen boot. Jakobus en Johannes staan hoger op de sociale ladder. Zij zijn ook vissers, maar zij exploiteren een vissers´vloot´ met schepen. Lucas wist deze verschillen uit door in hun roepingsverhaal te vermelden dat een boot van Simon is: ´In een van de schepen, dat van Simon was´ (Luc. 5,3).

3. Luc 5,4 Toen hij was opgehouden met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’
4. Luc 5,5 Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als u het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’

5. Bij de grote visvangst ziet Petrus zichzelf als een zondig mens, niet een van de vrome mensen.
Hij weet dat zijn visserspraktijk ´zondig´ is; een onrecht veroorzakende praktijk (?).
Maar, in de gelegenheid zijn om -met enige regelmaat- in de synagoge te vertoeven, zoals wel ´de vromen´, zou dat minder ´zondig´ maken?
Dat Jezus nu wel bij Petrus uitkomt (en zegenrijke visvangst voor hem met zich brengt), acht hij dan ook zeer verbazend, verrassend. (Luc 5,8) Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’
(Jezus ging om met tollenaars en zondaars. Ook de 12 behoorden tot de zondaars?)

6. Luc 5,10 Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’

Hier is een tekst uit het Oude Testament te plaatsen. Want de messiaanse gemeente en de evangeliën zien keer op keer de woorden en daden en levensgang van Jezus als vervulling der Schriften. Lucas refereert hier aan Jeremia 16:14,15,16
 14 De dag zal komen – spreekt de HEER – dat er niet meer wordt gezegd: “Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd,” 15 maar: “Zo waar de HEER leeft, die het volk van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen hij het verdreven had.” Ik zal hen terugbrengen naar hun land, dat ik hun voorouders gegeven heb.
16 Ik laat vissers komen om hen te vangen – spreekt de HEER –, en ...

Ook is er referentie naar Ezechiël 47:8-10
8 Hij zei tegen mij: ‘Dit water stroomt door de oostelijke landstreek, dan naar beneden de Jordaanvallei in, en mondt uit in de Dode Zee. Wanneer het de zee in stroomt wordt het water daar zoet. 9 Het zal er wemelen van levende wezens, overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed.
(47:9) overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed – Volgens de oudste vertalingen. MT: ‘overal waar de dubbelrivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed’.
Als dit water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier stroomt komt leven. 10 Van Engedi tot En-Eglaïm zullen er vissers staan, en er zullen droogplaatsen voor netten zijn. Er zullen net zo veel soorten vis zijn als in de Grote Zee.

Het vangen van mensen, betekent: hen weer op de wet van God betrekken, hen ervan overtuigen dat bij de wet blijven armoede zal opheffen, dat er vis in overvloed zal zijn voor ieder.


7. In het kiezen van 12 vertegenwoordigers, uit een grote groep discipelen (Luc 6: 13,14) wordt vermeld: 13 Toen de dag aanbrak, riep hij de leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit, die hij apostelen noemde: 14 Simon, aan wie hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs,  ...

Hier krijgt Simon de naam Petrus.
Anders dan in Matteus wordt er hier niet uitgeweid over de betekenis ´rots´. Lucas maakt van de roeping van Simon Petrus een wonderbare visvangst. Petrus wordt hier door Jezus geroepen tot mede-visser. Het succes van de zendingsactiviteit van de gemeente onder leiding van Petrus wordt voorafgebeeld door de menigte vissen.
(God wordt in de Bijbel de rots genoemd die ons beschermt ( ):
Jerusalem op de berg, de rots, Sion was een aardse voorstelling van de hemelse stad -die Abraham al zocht-. In de dagen van Jesaja hadden de leiders van Jerusalem Gods woord verworpen in ruil voor een verbond met de dood. De stad was ten dode opgeschreven. Maar God beloofde iets beters voor het trouwe overblijfsel van Zijn volk (Jesaja 28:16): ''Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag''.
Jezus is deze 'steen ten grondslag' in Sion, het fundament, de rots; alsook de 'hoeksteen van een vaste grondslag'.

We zien dus in de verhaallijn van Lucas tekenen van het komend Rijk. Eerst met verbazing, toen met instemming en bewondering begroet, maar steeds meer botsend op de tegenstand en de afwijzing. Hoe die tegenstand zich toespitst, maar ook hoe dwars daar tegenin het volk opnieuw geroepen wordt, of een nieuw volk geroepen wordt. Het is het oude volk -12 is het getal van Israel- dat geroepen wordt opnieuw te zijn waartoe het geroepen is.

*Vraag voor ons nu: leven wij, wij mensen, in een tijd, in omstandigheden dat we ons geroepen mogen achten tot omkering, tot vernieuwing? En zal de christen-gemeente een nieuwe, vernieuwde, rol moeten/kunnen spelen? Welke nieuwe ´gemeenschap´ dient zich aan?

8. Vervolgens wordt Petrus genoemd (in Luc 8,45) waar de bloedvloeiende vrouw Jezus aanraakt. Jezus vroeg: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende de aanraking en Petrus zei: ‘Meester, de mensen om u heen staan te duwen en te dringen!’
9. Dan gaan ze naar Jaïrus. (Luc 8,51). Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje.

10. Luc 9,20 Hij zei tegen hen: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias.’

11. Luc 9,28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden.
12. Luc 9,32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden.
13. Luc 9,33  Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei.

In deel 2:
14. Luc 12,41 Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld of voor iedereen?’

15. Luc 18,28 Toen zei Petrus: ‘Maar wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om u te volgen.’

Hier is weer een referentie naar een Oud-Testamentisch woord, naar Deuteronomium33, waar Mozes de 12 stammen zegent.
Over Levi zei hij:
 9 Hij had geen mededogen met zijn vader en moeder,
zijn eigen broers ontzag hij niet,
zijn kinderen waren als vreemden voor hem.
Want de Levieten hielden zich aan wat u gebood,
het verbond dat u sloot bleven ze trouw.
10 Laat hen uw regels onderwijzen aan Jakob,
uw voorschriften doorgeven aan Israël.

Het is nogal confronterend, maar als we Petrus dus zouden volgen, dan kan het goed zijn dat we in conflict komen met de praktijken van onze familie -daar waar zij zich onttrekken aan het verbondsleven-. Kiezen om na-volger van Jezus te zijn, betekent net zo radicaal kiezen als Petrus. In een verbondsgemeenschap gaan meedoen, u engageren in een Jezus-beweging.

*Vraag: Gaat de gevestigde kerk, gaan de gevestigde kerken wel mee in die beweging van achterlaten, een nieuwe gemeenschap worden?

In deel 3:
16. Luc 22,8 Jezus stuurde Petrus en Johannes op pad met de woorden: ‘Ga voor ons het pesachmaal bereiden, zodat we het kunnen eten.’

17. Luc 22,31 Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven.
18. Hij krijgt de opdracht zijn broeders in het geloof te sterken: ‘Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken.’ (Lucas 22:32)
19. Luc 22,33 Simon antwoordde: ‘Heer, ik ben zelfs bereid om met u de gevangenis in te gaan en te sterven.’
20. Luc 22,34 Maar Jezus zei: ‘Ik zeg je, Petrus, deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent.’

21. Jezus gevangengenomen en verloochend (22,39-65),  Luc 22,54 Ze grepen hem vast en voerden hem weg, en brachten hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgde hen op een afstand.
22. Luc 22,55 Ze staken een vuur aan midden op de binnenplaats en gingen eromheen zitten; Petrus voegde zich bij hen.
23. Luc 22,58 Even later merkte een ander hem op en zei: ‘Jij bent ook een van hen!’ Maar Petrus zei: ‘Welnee man, helemaal niet.’
24.Luc 22,60 Maar Petrus zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ En op datzelfde moment, terwijl hij nog sprak, kraaide er een haan.

Lucas 22: 54-60 Petrus ergert zich dus aan Jezus. En hij is de enige niet.
Daar, aan dat houtvuur, zegt Petrus drie maal dat hij Jezus niet kent. Zo'n Heer die zich zonder slag of stoot overgeeft en zich laat afvoeren voor een verhoor; een zekere dood tegemoet.
Je kunt je kapot ergeren aan Jezus. Een gekruisigde Christus: dat is een ergernis voor Joden en een dwaasheid voor heidenen.
25. Luc 22,61 De Heer draaide zich om en keek Petrus aan, en toen herinnerde Petrus zich de woorden van de Heer: ‘Nog voor er vannacht een haan heeft gekraaid zul je mij driemaal verloochenen.’

En wat zegt dit aan de wereld over God? God? Die heeft de regie uit handen gegeven. Het onrecht neemt zijn loop, zo zien we Petrus denken.
Maar terwijl Petrus bij hoog en bij laag roept dat hij Jezus niet kent, wordt hij overstemd door een haan.

Nee, zegt ons deze haan, de dood, de dood van Jezus zegt ons niet dat God de regie uit handen heeft gegeven. Het is niet zo dat het onrecht nu zijn loop neemt. Integendeel, zelfs door de dood heen houdt God zich aan zijn verbond, vernieuwt Hij zijn verbond -met een nieuw volk-.
En het zal Petrus zijn die als eerste uit dit diepe dal terugkomt.

In het Slot:
26. Luc 24,12 Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.

27. Verschijningen; Jezus opgenomen in de hemel (24,13-53)  Luc 24:33,34 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen,  die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’

*Vraag: Wat leert het verhaal van Petrus ons over gemeenschap vormen en christen zijn vandaag? Zijn we door Petrus -opnieuw- overtuigd dat hoogmoedigen van de troon gestoten zullen worden, onrecht weggedaan, lijden en leed uit de wereld geholpen.

(Of hebben we eerst nog nood aan de toelichting bij de Petrus in het Lucas-boek Handelingen.)

Gerrit Buunk

(Twee bijbelavonden -KBS Vlaanderen - Federatie Mechelen - Protestantse kerken Mechelen
Mechelen, 20 okt. 2009.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.