Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


0 Theologie in een sekuliere maatschappij

    Theologie die in een sekuliere maatschappij in een tijd van ekonomische transformatie van belang geacht wordt en daar gezaghebbende invloed heeft, levert -kennelijk- een relevante, specifieke en als zodanig onmisbare bijdrage. Ze is van betekenis voor individuen, voor kollektieven (b.v. kerken) en voor de maatschappij als geheel. Haar beroep op 'God' gaat niet terug achter de 'zelfverantwoordelijkheid van de mens', sterker nog: ze zal dit dienen, ze zal de individuele persoon niet machteloos houden.

Sporen van -naar mijn inzicht- voor de toekomst serieus te nemen 'sekuliere' en 'materiële' theologie zal ik in deze tekst bijeen brengen. Enkele sporen die ik specifiek van belang acht, zal ik hierbij belichten. Ik wil een theologie-ontwerp vanuit de positie van 'het volk' verantwoorden en deels praktisch aktueel invullen. Wat er verder ook moet gebeuren zal ik wel noemen maar in dit bestek niet behandelen.

Van hoe de maatschappij waarin theologie moet funktioneren, er uit ziet, geef ik hieronder een -voorlopige- schets.

1. Sekuliere En Materiële Kontext.
We leven in een gesekulariseerde maatschappij; dat wordt in meerderheid erkend. Uit onderzoek blijkt dat steeds meer mensen in Nederland en Belgie zeggen niet (meer) in (een) God te geloven. Anno nu delen de kerken met hun geestelijk leiders hun gezag voor individu en maatschappij met andere stromingen; ze funktioneren in een multi-levensbeschouwelijke maatschappij. De Islam is tweede godsdienst en het humanisme is een duidelijk aanwezige niet-godsdienstige stroming. (In 1966 achtte 66% van de bevolking zich nog aangesloten bij een kerkgenootschap, in 1978 was dat 58%, in 1987 50%.)
Tegelijkertijd wordt parlementair erkend dat levensbeschouwingen, waaronder godsdiensten, in een gesekulariseerde maatschappij een rol spelen bij het funktioneren van individuen nu we in een 'moderne` multi-kultureel samengestelde maatschappij leven. Vandaar dat via de overheid is geregeld dat (sinds 1985) in het basisonderwijs 'geestelijke stromingen' behandeld worden. Het wordt van belang geacht kennis te nemen van de verscheidenheid. Ook wil men zo wederzijds begrip tussen godsdiensten onderling bevorderen.
Moderne mondige mensen behoren min of meer tolerant naar godsdiensten (van minderheidsgroepen) te zijn. In de hedendaagse Belgische en Nederlandse samenleving wordt godsdienst nog enigszins tolerant bejegend als iets persoonlijks, iets privé (dat b.v. een rol speelt bij ieders persoonlijke konfrontatie met de eindigheid van het leven). Godsdienst als hoogste bron van normen en waarden voor maatschappelijk handelen is in die kontekst een randverschijnsel. Als de kerken bijvoorbeeld een uitspraak doen over euthanasie dan is het om de ethiek dat het tot nadenken stemt. Politici en artsen zullen er kennis van nemen maar geen hoogste maatschappelijke waarde verbinden aan de fundering in 'de wil van God'. Vergelijkbaar zal er omgegaan worden met de uitgesproken zorg van kerken over b.v. het vluchtelingenbeleid.
Daar komt bij dat anno nu de kerken in Nederland voor een groot deel gevormd worden door mensen die zich burger achten. Enerzijds hebben zij belang bij de instandhouding van de voor hen voordelige verdeling van welvaart en de produktieverhoudingen (bezitter-afhankelijke). Anderzijds zijn ze moreel aanspreekbaar op de noden van de wereld.
Geloof, of godsdienst, is politiek of maatschappijkritisch -meer dan persoonlijk/individueel dus- niet van fundamenteel belang.

We kunnen enerzijds konstateren dat in het rijke Noordwesten de mensen die zich burger achten relatief voldoende zin kunnen beleven met een ruim aanbod van zingevende kaders; naast godsdienstige die spreken van een god van individuele verlossing, ook humanistische en filosofische als ook politieke, met een theorie van vrijheid. Anderzijds blijkt echter dat veel mensen, vooral langdurig werklozen, WAO'ers, bijstandsvrouwen, sinds de ekonomische krisis van de jaren tachtig in de verdrukking zijn gekomen.
Sinds de Tweede Wereldoorlog leven mensen in Oost en West, Zuid en Noord (arm en rijk) opnieuw onder druk, in angst voor de toekomst. Ekonomische en sociale krisisverschijnselen, opgevoerde spanningen, krijgshaftige taal, (dreiging van) oorlog. Er is in de wereld (nog) steeds een gevaarlijke spiraal gaande van toenemende bewapening (ook na het einde van de zogenaamde Koude Oorlog). De werkloosheid wordt niet opgelost, de 'vernieuwing' gaat via de rijken en: de oorlogen gáán maar door, de vervuiling wordt alsmaar meer, de derde wereld wordt nog verder uitgezogen en .... Kortom, we zouden kunnen zeggen: de heersende lijn lijkt helemaal 'van God los'.
De vraag voor velen luidt óf er wel een uitweg is. Ik heb dat als leraar godsdienst waargenomen onder studenten op hbo-opleidingen. Zij blijken levensvragen te over te hebben; ik vat ze hier samen in de vraag hoe om te gaan met de weerbarstigheid en eindigheid van het bestaan. Voor de beantwoording van die vraag wordt bij de evenzovele beschikbare zingevende kaders gezocht; er is keuze uit een groot aanbod op de markt van religies. 

De gangbare theologieën in de christelijke traditie nemen dus enerzijds, mét de kerkelijke geloofspraktijken, een bescheiden positie in. Anderzijds echter verschijnt er tegelijkertijd een levensgrote opdracht vanuit de maatschappelijke kontext. Van oudsher heeft de kerk wel aandacht gehad voor de slachtoffers van de heerschappij. Haar sociale bewogenheid was en is geïnstitutionaliseerd in de diakonie, de armenzorg, de charitas; de kerk was er voor de armen. Maar, was en is ze ook kerk ván de armen? De vraag is of zij een adequate reaktie te bieden hebben waarmee uit het brede aanbod van zingevende kaders heldere keuzes gemaakt kunnen worden.
Welke keuze maken we, op grond van welke kriteria? Kunnen theologie en kerk een uitweg bieden in omstandigheden waarin mensen zich enerzijds zelfverantwoordelijk achten maar anderzijds niet in staat lijken te zijn een rechtvaardige wereld zonder armoede en dood te verwerkelijken?
Theologie is theologie in kontext, vindt A. v.d. Beek. Onze eigen kontext is volgens hem 'de aangevochten situatie (van het christelijk geloof) in de westerse kultuur. Hierdoor is de theologie weer teruggeworpen op de kernvraag: Wat is dat geloof eigenlijk?' (Haakjes van mij, G.B.) Ik zou zeggen: Ten aanzien waarvan, ten opzichte van welke religie hebben theologie en kerk iets te zeggen? En wát hebben ze dan te zeggen?

2. Religiekritiek.
Theologie staat gebruikelijk voor kritische reflektie op het geloof; traditioneel wordt gezegd dat theologie zich met God bezighoudt. Vertegenwoordigers van zendingskerken (in de Derde Wereld) hebben na een bezoek aan Nederlandse kerken gezegd dat Nederland zelf weer zendingsgebied zou zijn. Zij zagen dat hier node een analyse van onze maatschappelijke kontext wordt gemist. De theoloog A. Th. van Leeuwen zegt: Als de zending bij de tijd wil blijven, moet ze de konfrontatie niet in de eerste plaats zien als een worsteling tussen christelijke en niet-christelijke religies, maar tussen het evangelie-als-boodschap-van-God en een volstrekt gesekulariseerde wereld. In deze wereld die zich baseert op de theorie van de moderne wetenschappen en techniek is geen plaats meer voor 'God'; onze maatschappij is fundamenteel god-loos. Hij pleitte er voor de atheïstische struktuur van de burgerlijke maatschappij radikaal te aanvaarden. Hij stelde dat 'het christelijke geloof in de moderne wereld steeds meer van zijn reddende kracht zal verliezen en een steeds krachtlozer zout worden wanneer het niet de moed opbrengt tot een konfrontatie met dat a-theïsme. In 1973, wanneer Van Leeuwen meent te moeten konstateren dat de theologie nog steeds gevangen zit in de theokratiegedachte, zegt hij: 'Er is geen andere werkelijkheid dan de ons omringende, er is geen andere geschiedenis dan de menselijke, er is geen bevrijding en verlossing dan ín dit tranendal'. Van Leeuwen trekt hieruit de konklusie dat de blik van de theologie voortaan niet meer gericht kan zijn naar de hemel met inherente spekulaties over God maar dat de aarde in het centrum van de aandacht moet staan.
Ik zie dit als antwoord op het gekonstateerde gemis. Van Van Leeuwen leer ik dat theologie analyse van (aardse) 'religie' in de maatschappij zal moeten uitvoeren. De 'ekonomische theologie' van Van Leeuwen -en Hinkelammert- heeft in de mechanismen van uitbuiting en vervuiling, in de ekonomie, religie gezien. De hedendaagse maatschappij blijkt in deze theologische analyse weliswaar 'van God los' maar niet religieloos te zijn. Religie duid ik hier voorlopig als volgt: -Bij religie treedt aanbidding op (het intrigeert kennelijk, we laten ons uitnodigen), -we doen er aan mee, in ons doen en spreken uiten we ons 'geloof', (we bevestigen het te verwachten heil, we hebben er -voorlopig- voordeel bij), -maar, tegelijkertijd leveren we ons uit aan offers vragende af-goden (en vergoelijken dat met: offers zijn nu eenmaal ook noodzakelijk en: god zal wel weten waar het uiteindelijk goed voor is).
Het is een algemeen belang bevrijd te worden van religie omdat religie uiteindelijk alle mensen knecht. Theologie in de lijn van religiekritiek ontmaskert de maatschappelijke afgoden, zij keert zich tegen de kultus van het 'normale', bevrijdt zichzelf en anderen van de doem van het tot godheid verheven 'bestaande', zij houdt de hoop levend. Daarmee is precies het eigen werkterrein van de theologie duidelijk; ze verhoudt zich tot 'religie' (en is daarmee niet alleen privé maar ook algemeen van betekenis).

Religiekritiek staat in een lange traditie en gaat terug op de joodse en christelijke geschriften, zo zegt Van Leeuwen. De bijbel is een weerslag van maatschappelijke konflikten en spanningen, met telkens weer een aanzet om daar bovenuit te stijgen. Bij bijbels geloof gaat het om de God tegen de goden, de a-theos. Het gaat om een -voortgaande- inbreuk in de geschiedenis die de wereld in beweging wil houden, transcendent, niet in zichzelf besloten.

Wat ik bij de beurscrash op 'zwarte maandag' in oktober 1987 over religie schreef, past ook hier. Het was mij opgevallen dat er vanaf de Zwarte Maandag in de media veel gezegd en geschreven werd over de paniek, de verwarring, de chaos die de koersval van de dollar met zich meebracht. Al jaren geleden waarschuwden Derde Wereldekonomen op grond van de grote schuldenlast van Derde Wereldlanden voor een mogelijke krach die groter zou zijn dan die van 1929. Ik vroeg me af waarom er niet meer achtergrondverklaringen gepubliceerd zijn in de grootste media en waarom er niet naar uitwegen, naar mogelijke alternatieven gezocht is. 'Waarom zoeken we niet naar uitwegen? Zijn we soms allemáál bang voor de klap, voor het failliet, voor de dood. Wát we ons daar ook maar bij kunnen voorstellen? Het lijkt er op dat we allemaal gevangen zijn in een religie. Een religie die ons doet geloven dat het niet anders kan. Want we kúnnen toch ook niet over de grens van de dood heen kijken. We wéten toch niet of er leven na de dood is. Angst voor de dood van het bestaande systeem is sterker dan de vrome wens van een nieuw leven. Verscheidene godsdiensten hebben een antwoord op de (angst voor de) dood. Sommigen geloven in reïncarnatie, anderen geloven in de wederopstanding. Beide antwoorden zorgen voor minder angst'.
Vervolgens schreef ik: 'Wanneer gaan we dit geloof toepassen op de religie van het Rijk van het Kapitaal? Abraham ging toch ook uit Ur op weg naar het onbekende, Israel ging toch ook weg (naar het beloofde land) uit de Egyptische slavernij toen het Faraorijk aangeslagen was. En ook het Romeinse Imperium heeft niet eeuwig geduurd. Geen enkel imperium duurt eeuwig. Is het daarom niet verstandig naar uitwegen te zoeken juist op die momenten waar het systeem zich op z'n zwakst toont en het meest in de war en in paniek is. Geloven we echt in een leven na de dood? Of moeten we toegeven dat we bang zijn voor de dood, dat we liever 'religieus' blijven' (dood tíjdens dít leven, dus)'.

3. Binnenwerelds Van God Spreken.
Van Leeuwen overtuigde mij van het hedendaagse bestaan van religie en dat dát objekt van theologie moet zijn. Opstandingsgeloof toepassen om bevrijd te worden van de religie van de ekonomie betekent: in een sekuliere maatschappij niet alleen privé maar ook openbaar God ter sprake brengen. In konfrontatie met religie. Kan dat? En: wat levert dat op?
Hinkelammert en Van Hoogstraten hebben mij laten zien dat de bijbelse God JHWH legitiem sekulier kritisch ingezet kan worden om weerbaar te kunnen zijn tegen religie. Het levert op dat groepen individuen hun zelf-verantwoordelijkheid kunnen gaan waar-maken.
Ik heb, o.a. bij Hinkelammert, gevonden dat het in de joodse en christelijke traditie mogelijk is -en heel waardevol blijkt te zijn- om van een God te spreken die na analyse perspektief doet zien/mogelijkheden tot handelen. Zo laat theologie zien dat een bevrijdende God perspektief biedt in de met een god gelegitimeerde, op individueel gewin aansturende, ekonomische strukturen. Daarmee kan zij bevorderen dat er menswaardige strukturen gemaakt worden. Perspektief voor de velen die als offers terzijde geschoven worden.

Als 'geloof' ook in een sekuliere wereld toch van 'God' meent te kunnen spreken dan zal ook dat binnen de wereld en binnen de tijd een ervaringsgegeven moeten zijn. Is het dat ook?
In verwarrende tijden wordt de vraag gesteld Waar is God te herkennen? God zien als een immanente bevrijding biedende referentie lijkt niet vol te houden in weerbarstige omstandigheden noch te rijmen met de inbreuk die b.v. kanker of aids op iemands lichaam en leven doet. Het blijkt dan dat de stroming sterker wordt die -individuele- beleving (van god?) vraagt in plaats van -maatschappelijke- analyse. Zodra de werkelijkheid weerbarstig blijkt, komt theologie onder druk te staan om 'over God te spreken' in plaats van analyse te plegen van (de machten in) de maatschappij. Er blijkt dan strijd gevoerd te worden tussen spiritualiteit en politiek, tussen psychologie en ekonomie, holisme en dialektiek.
Dit is echter geen reële tegenstelling, vind ik.
De mechanismen van de dood zíjn hardnekkig en om met de dood als realiteit toch te kunnen geloven in een toekomst ...  Het is begrijpelijk verleidelijk om het heil dan te zoeken bij een god buiten en boven de werkelijkheid die het zal regelen. Maar, dan leveren we wel onze eigen verantwoordelijkheid in. (Als we die al hadden verworven?) Zoeken we echter een god diep in onze eigen individuele zelfwerkelijkheid (die daar kennelijk ook te ervaren is) dan is de kans groot dat we ons kritisch vermogen -dat interaktie veronderstelt- uitschakelen.

Het feit dat Hinkelammert spreekt over de ekonomie als de 'religie van de dood' maakt het mij mogelijk antwoorden te formuleren op de vraag hoe individuen kunnen omgaan met de weerbarstigheid én de eindigheid van het bestaan. Of en zo ja, hoe dezelfde God van bevrijding van maatschappelijke dood ook van betekenis kan zijn bij persoonlijk, geïndividualiseerd lijden kan ik -voorzichtig- konkluderen na lezing van Van Hoogstraten en Hinkelammert en enkele teksten uit de bijbelboeken Job en Johannes.
De vraag wat God betekent voor armoede en dood is voor mij belangrijk omdat in mijn beleving maatschappelijke dood niet gescheiden is van persoonlijke. Het kollektieve mag daarom niet uitgespeeld worden tegen het individuele. In en door krises, breuken, transformaties heb ik geleerd én ervaren dat God tegen de belangen van de dood is.

4. Subjekt in gemeenschap.
Van Hoogstraten ziet de religie van de ekonomie terug in andere wetenschapsdisciplines, b.v. in de sociologie. Van Hoogstraten 'transformeert' vervolgens een aantal theologische kern-begrippen; 'verlossing' b.v. kan niet-religieus ingevuld worden. Dit levert ons gereedschap om ons te ontworstelen aan de afgod en zelf subjekt te worden, bij het inrichten van de maatschappij (begin bij jezelf, of... subjekt van ekonomie?!). (Subjekt-zijn is: bevrijding/de bevrijdende God ervaren/present stellen.)
Met het boek Hosea kan ik laten zien dat mondigheid de zelfverantwoordelijkheid van mensen betekent, onder gelijktijdig zich bekennen tot JHWH om die zelfverantwoordelijkheid in vervreemdende omstandigheden waar te kunnen maken. Solidariteit is dan niet een morele druk via schuldgevoel.
Het verzet van Job en de opstanding van Jezus zijn, zo blijkt mij, niet alleen van betekenis voor geïndividualiseerd zieleheil. Individuele 'verlossing' en maatschappelijke 'bevrijding' zijn in de opstanding met elkaar verbonden. Verzet tegen de dood die ieder individu overkomt is net zo gerechtvaardigd als en is verbonden met strijd tegen de maatschappelijke wapens van de dood. Mensen hebben het recht (van Godswege) om zo te leven dat ze kunnen zeggen dat hun leven niet zinloos is of door de dood zinloos gemaakt zou worden. Er is weerbaarheid tegen de dood mogelijk tot ín de dood. (En er doorheen. -Transformatie-. Omkering tot kollektieve subjektiviteit.)

Waar het om gaat, is dat 'geloof' het voor groepen mensen mogelijk maakt de 'transformatie' te (willen) bewerkstelligen (perspektief) in plaats van dat aan andere(n) over te laten of in het verschiet te laten.
De huidige maatschappijvorm wordt ogenschijnlijk (nog) met hand en tand verdedigd (mét inzet van religie) maar feitelijk wordt al een transformatie doorgevoerd die gevestigde belangen moet veilig stellen. 'Ontwikkelingen' (technologie b.v.) moeten daarom niet slechts kritisch gevolgd worden; vanuit de theologie kan een aanzet gegeven worden voor een 'eigen' ontwerp van de toekomst. De weerbarstige werkelijkheid kán en moet getransformeerd worden, naar een 'eigen' nieuwe maatschappijvorm. We moeten 'zelf' die transformatie ter hand nemen, naar een ontwerp dat geen onderdrukking kent (het Rijk Gods). 'Geloof' (en theologie) 'volgt' niet slechts vanuit het verleden, zij 'roept op' vanuit de toekomst. Dat is de inbreuk die gemaakt wordt. Geloof en kerk zijn radikaal op de toekomst gericht.

Enkele voorbeelden waar kollektief (kerk?) de (ekonomische) religie-kritiek naast wetenschappelijk ook praktisch gehanteerd wordt (en dus geprobeerd wordt de -ekonomische- religieusiteit te transformeren), sluiten deel II af. Hier blijkt 'geloof' en theologie ook sekulier, openbaar, en 'materieel' van betekenis en niet slechts voor ingewijde individuele 'burgers'. Of de religie van de dood daarmee definitíef verslagen is ...

5. Breuk.
Mét de inzichten die ik leerde van de ekonomische theologie omtrent de heersende religie, leerde ik ook dat de wijze van werken en denken materieel en historisch bepaald zijn. Geloven en theologiseren hebben alles te maken met geschiedenis en materiële omstandigheden. Met name breukmomenten, krises, zijn van belang, zoals ik hierboven al liet blijken. Een nieuw geschiedenisbegrip treedt zo naar voren.
Ik meen wetenschapstheoretisch te kunnen aansluiten bij Van Leeuwen. Hij gaat verder dan Habermas die de basisidee van het kritisch rationalisme afwijst en voor een breed begrip van rationaliteit pleit, waarbij de 'leefwereld` van de mensen in de maatschappij innerlijk verweven is met het ambacht van wetenschappelijke rationaliteit. Ik zal daarom ook mijn eigen geschiedenis schetsen; via onderwijs, bedrijfsleven, maatschappijkritiek naar theologie. In mijn denken heeft een verandering plaatsgevonden, o.a. over de betekenis van theologie. Ook ben ik mezelf gaan zien in een veld van maatschappelijke tegenstellingen: als student, als werkloze, als man, ... Dat ik het zo ben gaan zien is niet zomaar vanzelfsprekend. Een aantal momenten (momenten van overgang, van krisis, soms ook breuken, transformaties) in mijn leven, mijn praktijk (omstandigheden, werk, studie) zijn daarvoor van beslissende invloed geweest en zij beïnvloeden elkaar wederzijds.
Mijn geschiedenis is achtergrond van, heeft invloed op en geeft inzicht in de door mij aangewende wijze van theologiseren en zal (hopelijk) herkenning bieden rond de vraag wie in en aan de huidige maatschappij-ordening onderdrukking ervaren en hoe. Tevens of daarin -en ertegenover- een bevrijdend gelovig principe ervaren kan worden. Beide, de wijze van theologiseren en het karakter van bedoelde ervaringen, hebben in mijn visie met elkaar te maken.

Evenzo is voor een heldere plaatsduiding van de maatschappelijke funktie van geloven en theologiseren in de jaren negentig in West-Europa van belang de materiële en historische omstandigheden te schetsen. Dit zoveel mogelijk in overeenstemming met bovengeduid geschiedenisbegrip. Gezien dus vanuit de positie van armgemaakten. De recente geschiedenis schets ik in 1.1. en in het tweede hoofdstuk teken ik een aantal overgangs-'momenten' in de geschiedenis. Enerzijds omdat blijkt dat in tijden waarin de maatschappij getransformeerd wordt er een krisis optreedt, behalve in de ekonomie ook in de ideologie, het denken en geloven. Anderzijds omdat we eruit kunnen leren -waar we ook nu konstateren dat de maatschappij getransformeerd wordt- dat er kansen zijn voor bevrijdende initiatieven.

Ekonomische theologie geeft geen antwoorden op alle vragen. Een vraag die mij na de analyse van de ekonomische religie rest betreft de aangetroffen religie. Is de ekonomie de héérsende religie, met daaronder nog een serie afgoden, b.v. die van het patriarchaat? Of zijn er meerdere goden náást elkaar? Of dienen zich al weer nieuwe aan -in de natuurwetenschappen b.v.? De recente belangstelling voor 'holisme' bepaalt mij daar nog extra bij. In de huidige tijd van 'transformatie' en door 'new age' lijkt het of er steeds nieuwe godsbeelden nodig zijn. (Voor 'religie', maar ook voor 'geloof'?) Een uiteenzetten van theologie vanuit de optie van religiekritiek -na sociologie (Van Hoogstraten)- met psychologie is op grond van de hernieuwde belangstelling voor 'het goddelijke in de kosmos en in jezelf' van belang. Tegelijkertijd nodigt ook dít uit te kijken naar het gangbare geschiedenisbegrip.
Ik heb slechts een begin van een antwoord voor de verhouding ekonomische strijd en strijd in het patriarchaat (mede door een lezing van de tekst uit het bijbelboek Genesis over Jozef en de vrouw van Potifar).
Kritiek op de Golf-oorlog is een voorbeeld hoe misbruik van religie/godsdienst geopenbaard kan worden en mensen tot weerbaarheid kan brengen.

6. Transformatie=Leren=Transformatie.
Tenslotte behandel ik nog de vraag: In welke katechese wordt de theologie vanuit de optie van religiekritiek en -transformatie uiteengezet met ontwikkelingspsychologie, (godsdienst-) pedagogiek en didaktiek? Welke 'botsing' heeft daar plaats gevonden?
Mijn leren/studeren was veranderen, transformeren; mijn 'breuken' brachten mij kennis en inzicht. Theorie en praktijk zijn voortdurend met elkaar in wisselwerking. Deze wijze van leren past echter niet in de gangbare studieopzet. Ook studie blijkt dus een strijdpraktijk.
Is er 'weerbare' katechese? Met andere woorden: Is oecumene te leren, zo ja, hoe? Is er katechese die er op gericht is mensen/-kinderen weerbaar te maken tegen de heersende religie, daarmee van belang zijnde om mensen echt mondig te maken. Welke katechetische praktijk, in het (openbaar) onderwijs, hanteert de religiekritiek (theologisch en pedagogisch)?
(Dit is de inleiding van De Gulden Binnenweg. 1993. Hieronder vind je de inhoudsopgave.

Bij de titel: De Guld'n Binn'nweg. Zo luidt de titel van een lied in Achterhoeks dialekt. Uitgevoerd door 'Spöl'. Mijn associatie daarbij is: De 'gulden middenweg' blijkt meestal de Hoofdweg van de Gulden te zijn. Op deze weg wordt voor velen slechts een leven na dit leven beloofd. Het feit dat Hinkelammert spreekt over de ekonomie als de 'religie van de dood' maakt het mij mogelijk antwoorden te formuleren op de vraag hoe groepen individuen kunnen omgaan met de weerbarstigheid en de eindigheid van het bestaan.

INHOUD

INLEIDING

DEEL I. ANALYSE VAN RELIGIE

HOOFDSTUK 1. RELIGIE VAN MODERNE BURGERS
1.1. EERSTE WERELD.
1.1.1. Mondiale Krisis, Nieuwe Fase.
1.1.2. Algemeen Heil.
1.2. EXEMPLARISCHE ACHTERGROND.
1.2.1. Boerenzoon Wordt Onderwijzer.
1.2.2. Chauffeur Wordt Theoloog.
1.2.3. Godsdienstleraar, Armoede en Dood.
1.3. THEOLOGIE. EIGEN BIJDRAGE.
1.3.1. Oogst/Planning.

HOOFDSTUK 2. MAATSCHAPPIJ EN GELOOF IN DE GESCHIEDENIS
2.1. EKONOMIE EN GODSDIENST IN BIJBELSE TIJD.
2.1.1. Aziatische Produktiewijze.
2.1.2. Naar Antieke Produktiewijze.
2.1.3. Messiaanse Cel.
2.2. KERK EN FEODALISME.
2.2.1. Kritiek op Feodaliteit en Kerk.
2.2.2. Reformaties.
2.3. INDUSTRIEEL KAPITALISME.
2.3.1. Revolutie.
2.3.2. Welvaartsstaat.
2.3.3. Theologie van de Armen.
2.3.3.1. Road to Damascus.
2.3.3.2. Konklusies.

HOOFDSTUK 3. OECUMENISCHE THEOLOGIE
3.1. RELIGIE EN EKONOMIE.
3.1.1. Schijnbaar Religieloos.
3.1.2. Weerbare Theologie.
3.2. BIJBELSE BRON.
3.2.1. God Openbaart.
3.2.2. God en Subjekt.
3.3. RELIGIEKRITIEKEN.
3.3.1. A-theïsme.
3.3.2. Fetisjisme.
3.3.3. Gevangen Denken.
3.3.3.1. Konklusie/Vervolg.

DEEL II. WEERBAAR TEGEN DE DOOD

HOOFDSTUK 4. WEERBARSTIGE PRAKTIJK
4.1. EEN WERELD VAN GODEN.
4.1.1. Arbeid en Sexualiteit.
4.1.2. Oorlog en Zelfbeschikking.
4.1.3. Technologie/Holisme.
4.2. MONDIGE SUBJEKTEN?
4.2.1. Schuld of Verantwoordelijkheid?
4.2.2. Vervolg.

HOOFDSTUK 5. KOLLEKTIEF SUBJEKT
5.1. SOLIDARITEIT.
5.1.1. Individuele Weerbaarheid.
5.1.2. Lichamelijke Opstanding.
5.1.3. Bevrijding met Geest.
5.2. WEERBAAR IN EEN BEVRIJD LICHAAM.
5.2.1. Subjekt in Gemeenschap.
5.2.2. Subjekten van de Ekonomie.
5.2.3. Maat-schappen.

DEEL III. LEREN OVER GOD EN GODEN

HOOFDSTUK 6. GODSDIENSTIG VORMINGSONDERWIJS
6.1. WEERBAARHEIDSTRAINING?
6.1.1. Exemplarische Aanleiding.
6.1.2. Historie.
6.1.3. Programma.
6.2. SCHOLING EN VORMING.
6.2.1. Positie van het kind.
6.2.2. Leren uit Ervaringen.
6.2.3. Leren, Strategie tot Andere Maatschappij.
6.3. PARTIJDIGE KATECHESE.
6.3.1. Weerbare katechese.
6.3.2. Katechese Van Kritische Gemeente.
6.3.3. Oecumenische Deskundigheidsbevordering.

NAWOORD

LITERATUURLIJST.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.