Welkom

Welkom op mijn weblog.
Hier vind je allereerst bevindingen (berichten) van mij tijdens mijn verblijf in Israel/Palestina; op de pagina Waarnemer in Yanoun, te beginnen op 13 november 2012
(zie: Blogarchief). Verder vind je teksten die ik voor kerk en maatschappij heb geschreven; korte op dezelfde genoemde pagina en wat langere op andere pagina´s.
Laat ajb weten of ze je boeien.


Tamar, eigenzinnige stammoeder van Jezus

Wat doen die vrouwen daar in die geslachtslijst tussen al die vaders en zonen? Waarom vermeldt Matteüs deze vrouwen?
Wat is de geschiedenis die dit evangelie naar boven wil halen met het noemen van deze vier vrouwen? Welk licht werpt het op Jezus dat juist deze vrouwen genoemd worden in het ´boek van zijn geboorte´? En de uiteindelijke vraag is: waar is God in deze geschiedenis, wat wil er over God gezegd zijn?

Eigenzinnige vrouwen als stammoeder van Jezus, aan het begin van de Matteüs-boodschap.

1. Tamar

Stel dat wij, net zoals de evangelieschrijvers, een biografie moesten schrijven over Jezus! Waarmee zouden we dan beginnen? Hoe zouden we het aanpakken? Wat zouden we neerschrijven?

Vandaag luisteren we naar Matteüs. Hoe heeft hij het beschreven en waarom heeft hij het zo beschreven?

We zien in het begin een geslachtsregister. Matteüs noemt een lijst met namen uit het verleden, hij haalt geschiedenis naar boven. 'Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekt Jakob, Jakob verwekte..., ... verwekte.... Een schier-eindeloze lijst van vader op zoon.

Abraham, hij werd weggeroepen uit zijn land en uit zijn familiekring om samen met God op weg te gaan naar een onbekende toekomst.
We zien hem wegtrekken, samen met zijn vrouw Sara die maar geen kinderen kon krijgen terwijl God dat toch had beloofd. En toen werd 'hij lacht', Isaak, uiteindelijk toch geboren.... en deze kreeg twee zonen Jakob en Esau.

Tussen de namen door horen we het kermen van de Israëlieten onder de zware lasten van de farao in Egypte... En dan horen we in onze herinnering van die bevrijding uit dat slaven-huis, met Mozes.
En als vervolgens iedereen rond het gouden kalf danst, dan krijgt Mozes de Tien Aanwijzingen van God. En als Israël een gevestigd koninkrijk lijkt te zijn... dan staan er telkens profeten op om Israël terug te doen keren naar God, zoals bv Elia.
Telkens is er een nieuw begin. Matteüs weet dat en hij ziet de geboorte van Jezus de Christus ook als een nieuw begin.

Zo begint Matteüs zijn verhaal over God-met-de-mensen. De geslachtslijst aan het begin van zijn evangelie is dus een tekst waarmee Matteüs getuigt van het nieuwe begin dat God bij de geboorte van Jezus Christus maakt.
Elke keer begon bij de geboorte van een zoon een nieuwe toekomst. En daarom klinkt het 'Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekt Jakob, Jakob verwekte... verwekte.... Het lijkt een eindeloze lijst van vader op zoon.

De bijbel is een mannenboek! Nergens wordt dat duidelijker dan aan het begin van het evangelie volgens Matteüs: ‘'Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte... Als een reeks hamerslagen klinkt deze eindeloze lijst van vader op zoon.
En toch is dat niet helemáál waar.
Af en toe klinkt niet alleen de naam van de vader, maar ook die van de moeder. Voordat Maria, de moeder van Jezus, ter sprake komt, hebben we vier vrouwen horen vernoemen: Tamar, Rachab, Ruth en de vrouw van Uria.

Wat doen die vrouwen daar in die geslachtslijst tussen al die vaders en zonen? Waarom vermeldt Matteüs deze vrouwen?
Wat is de geschiedenis die dit evangelie naar boven wil halen met het noemen van deze vier vrouwen? Welk licht werpt het op Jezus dat juist deze vrouwen genoemd worden in het ´boek van zijn geboorte´? En de uiteindelijke vraag is: waar is God in deze geschiedenis, wat wil er over God gezegd zijn?

Dit lijken mij de vragen die aan de orde zijn bij onze lezingen in deze serie bijeenkomsten.

Laten we maar eens in onze herinnering naar boven halen wie deze vrouwen waren.

Even nog: Van de mannen wordt in Matteus gezegd dat ze verwekten en doodgingen. Alsof dat het enige was dat ze konden. Maar de vrouwen zijn opvallende types; op Maria na zijn het buitenlandse vrouwen, ´vreemde´ vrouwen. (Israël zal niet denken dat zij de Messias hebben verwekt, Hij is gave van God).
Tegenover deze mannen die alleen maar verwekken en sterven, wordt aan deze vrouwen een kind gegeven!
Van Jezus wordt gezegd dat hij geboren is uit de maagd Maria. Hij is niet verwekt, kan niet toegevoegd worden aan de lijst dappere daden van mannen. Hij wordt geschonken, zoals Israël zelf een gave van God is aan de wereld, tot heil van de volken!

*Tamar. We lezen Genesis 38. Hier staat ineens temidden van de Jozefgeschiedenis het verhaal van Tamar. Zij is waarschijnlijk de minst bekende van de vier. Kent iemand van u haar? Of kent iemand één van haar echtgenoten?
...
Het is wel een voor ons heel vreemde wereld waarin dit verhaal ons binnen voert. Een wereld waarin mannen voor hun gestorven broer nakomelingen moeten verwekken. Waarin de dood van een ander met het grootste gemak lijkt te kunnen worden toegeschreven aan het misnoegen van God. En waarin we iemand tot het uiterste zien gaan om te overleven. Maar laten we ons toch eens door het verhaal in deze zo vreemde wereld laten meenemen. (Het gaat om Tamar, maar in haar licht ook Juda op, de stamvader van koning David, de Messias.)

Juda kiest, zo begint het verhaal, een vrouw voor zijn oudste zoon Er. Tamar heet ze; een jong meisje nog waarschijnlijk, net huwbaar. Palmboom betekent haar naam, dadelpalm. Een naam vol belofte, waarin zegen en overvloed doorklinkt. 'Die in Gods huis geplant zijn, zij bloeien in Gods licht als palmen opgericht. Hun lot zal in Zijn hand zijn', zo horen we in Psalm 92.

Maar wat Tamar overkomt, staat met deze belofte in schril contrast. Er, haar man, ontvalt haar. En daarmee ontvalt haar in die patriarchale wereld de basis voor haar bestaan. Ze hoort nergens meer bij. Ze is geen maagd meer die onder de verantwoordelijkheid van haar vader valt. Maar ze is ook geen moeder van kinderen in het huis van de familie van haar man. Sociaal isolement en uiteindelijk armoede zullen haar lot zijn.

Tenzij haar zwager Onan doet wat hij in die wereld geacht wordt te doen: voor zijn gestorven broer nakomelingen verwekken. Maar als zijn vader hem dat opdraagt, ´drukt hij hem´. Dat heeft niets te maken met wat wij ten onrechte onanie zijn gaan noemen, maar alles met zelfhandhaving. De één zijn dood is de ander zijn brood. Doordat zijn broer kinderloos gestorven is, heeft Onan de positie van eerstgeborene in de schoot geworpen gekregen. Nu is hij de oudste. En hij denkt er niet aan die positie ten gunste van zijn dode broer en diens weduwe weer op te geven. En alle keren dat hij met Tamar gemeenschap heeft laat hij zijn zaad op de grond terechtkomen.

Ook Onan sterft vervolgens. Nu heeft Juda nog maar één zoon over. Te jong nog om de rol van Onan over te nemen. Bovendien heeft de dood van twee van zijn drie zonen Juda bang en onzeker gemaakt. Die onzekerheid projecteert hij op Tamar. Wat is dit voor femme fatale, dat al wie met haar gemeenschap heeft, sterft? En hij stuurt haar weg. Terug naar haar vader. Om daar te wachten, zo zegt hij althans, totdat zijn jongste zoon oud genoeg is om met haar te trouwen.

En Tamar gaat. Ze antwoordt niet, ze protesteert niet, ze doet helemaal niets, behalve terug gaan naar haar vaders huis. Wat kan ze anders? In die wereld? Ze heeft geen keus.
En daar zit ze dan. Weer in haar vaders huis. Maar ook daar rechteloos, zonder positie, een sta in de weg. Waarschijnlijk de slavin en voetveeg van haar broers. Vele dagen. Stille dagen, stille nachten die vruchteloos voorbij gaan.

Juda wacht een nieuwe verdriet; hij verliest ook zijn vrouw. Als de rouwtijd voorbij is, heeft hij behoefte aan een verzetje. En samen met zijn vriend Chira trekt hij op naar Timna voor het schaapscheerders-feest.
Dan staat Tamar op. Ze legt haar weduwenkleed af en sluiert zich als huwbare vrouw -zoals eens Rebekka toen ze tot Izaäk gebracht werd-. Als was ze de bruid.
Ze bedenkt het plan om te zorgen dat zij zwanger wordt van Juda... zij heeft immers -volgens hun regels- recht op een zoon van hem! Zij heeft notie van de ´wet´ van Israel. Haar toekomst ligt in het geslacht van Juda. Hier heeft zij -in naam van God- recht op.

Zij kleedt zich als een huwbare vrouw (met bruidssluier, die haar gezicht bedekt), zet zich op de weg waar Juda langs komt, net naast de poort -waar gewoonlijk recht wordt gesproken-. Ze neemt plaats bij de ingang van de oase bij Enaïm, de tweelingenbron. Dit keer is de naam wel een gunstig voorteken, maar dat weet zij nog niet. Zij moet voorlopig Juda zien te ver-leiden. Dat blijkt niet zo moeilijk. Hij hoeft haar maar in het oog te krijgen, of gretig vraagt hij haar van haar diensten gebruik te mogen maken.

Juda had haar kunnen herkennen als schoondochter die recht heeft op het zwagerhuwelijk met Sela. Juda kijkt echter niet ver, ziet haar als hoer. En zij offert zichzelf om uiteindelijk bruid van schoonpa zelf te worden.
Zonder al te veel moeite krijgt ze zijn zegelring, zijn snoer en zijn staf als borg voor de vergoeding -die nog moet worden bezorgd-.

Juda wil betalen met een geitenbokje voor deze  -denkt hij-  betaalde liefde. Voor Tamar gaat het niet om betaalde liefde. Als weduwe komt zij op voor haar recht, dat we in de thora terug vinden: een zoon uit Juda's familie. Dit recht heeft Juda haar ontnomen.

We zien hier Juda in al zijn zwakheid: een eenzame man die zich laat verleiden. Eigenlijk, die zich zelf verleidt. Zo gretig dat hij zijn eigen schoondochter niet eens herkent.
Al zijn waardigheid en status als aartsvader legt hij met zijn ring en staf af, geeft het aan zijn schoondochter.

Wat Juda zelf doet hier in Timna, is niet wijs volgens Spreuken 7:10. Als weduwnaar buigt hij af van zijn weg, naar een vreemde vrouw. Zonder het te weten, overtreedt hij ook de regel (Leviticus 18.15), dat je als schoonvader de schaamte van je schoondochter niet mag ontbloten.
In het afgeven van zijn zegelring, zijn staf en zijn snoer geeft hij drie tekens van zijn vorstelijke waardigheid uit handen. Verliest hij zo zijn waardigheid?

In al zijn zwakte wordt Juda hier getekend. In die tijd, de tijd wanneer Jozef naar het doodsgebied Egypte wordt weggevoerd, trekt Juda bij zijn broeders vandaan, laat ook zijn vader Jacob in de steek in al diens verdriet.
Hij boog af...., zo staat er veelzeggend. Iemand die na een verkeerde daad (het uitleveren van broer Jozef aan een handelskaravaan, voor slavernij) het verkeerde pad op gaat. Naar een verkeerde vriend, Chira. En hij gaf Tamar, een heidense vrouw, aan zijn oudste zoon Er.

Als hem drie maanden later gemeld wordt: Tamar is zwanger, hoeft hij niet lang na te denken. Hij kan als hoofd van de clan niet anders zeggen dan: ze moet gestraft, buiten de poort ter dood worden gebracht.
Zo niet, dan zou het kind van de vreemde beschouwd worden als een kleinzoon van hem en alles erven.
Blijkbaar heeft ze overspel gepleegd.
De in zijn eer gekrenkte leider van de clan spreekt: 'Naar de brandstapel met die slet!'

Tot zover lijkt het verhaal op de Keniaanse moeder die op grond van de Sharia gestenigd moest worden.
De manier waarop Juda Tamar veroordeelt, is een voorbeeld van dubbele moraal. Nog altijd worden vrouwen gestraft, uitgestoten of gestenigd, zelfs als zij ongewild, door verkrachting, zwanger raken.
(Om Maria een dergelijke straf te besparen, wil Jozef in stilte van haar scheiden (Deut. 22: 23-24 en Matteus 1:19). Jozef is hierin rechtvaardig (tsaddik).

Onderweg naar de brandstapel speelt Tamar de troef uit die Juda haar zelf in handen heeft gegeven: Zie toch: van wie zijn deze keten, deze ring, deze staf?
Juda schrikt als hij zijn tekens van waardigheid terugziet in de handen van Tamar.
En dan gebeurt er iets verrassends. Niet dat wat je zou verwachten, en wat meestal gebeurt: loochening, ontkenning. Hij had haar kunnen laten doden, zich er onderuit praten, enzovoort. Dat doet hij niet! Hier bekeert Juda zich. Hij erkent zijn daad, zijn kind, het onrecht dat hij Tamar had aangedaan.

Juda kijkt in de spiegel die Tamar hem voorhoudt en zegt: Zij is een rechtvaardige, ik niet, omdat ik haar niet gegeven heb aan mijn zoon Sela.
Hij komt tot het inzicht dat Tamar vecht voor haar recht. Het recht dat hij haar heeft onthouden. Hij was alleen maar bezig met zichzelf, zij met het voortbestaan van de stam.
Hij heeft diep respect voor Tamar, aan de verplichting van het zwagerhuwelijk heeft niet hij, maar zij voldaan.

Tamar speelt hoog spel. Ze gaat om haar recht te halen tot op het randje van het toelaatbare. En als Juda ontkend had, had ze het met de dood moeten bekopen. Maar ze speelt haar rol met zoveel inzet, zoveel humor ook, dat Juda de ruimte vindt tot iets wat ons altijd weer zo veel moeite kost, namelijk te zeggen: ‘ik zat fout'.
Ze redt niet alleen haar eigen eer, ook de zijne. Hij wordt weer wie hij hoort te zijn: stamvader in Israël. En de hoer wordt toch de bruid. De miskende een aartsmoeder in Israël.
Haar daad van recht wordt gezegend niet met één, maar met twee zonen. Twee zonen met klinkende namen. Vol belofte. Perez, doorbraak; en Zerach, morgenrood.

Mooi is de manier waarop Juda zijn ongelijk bekent. Terugkomen op gemaakte fouten is Juda's sterke kant (vergelijk Genesis 44:18-34, waar hij zich borg stelt voor Benjamin). Hij noemt Tamar 'rechtvaardiger (meer tsaddik) dan zichzelf'.
Het woord 'rechtvaardigheid' ('tsedaka' in het Hebreeuws) klinkt zelden in de Bijbel. Het betekent, dat je heel bent en dat je doet wat je moet doen. Noach was bijvoorbeeld een tsaddik. Nu wordt het van Tamar gezegd.
Juda zal Tamar niet meer aanraken. Hij heeft van zijn schoondochter een lesje thora en tsedaka geleerd.

Zo komt Tamar op voor haar eigen rechten en brengt zij Juda tot een ander inzicht. 
Zo komt er een keer in de tragische geschiedenis van Tamar die ten onrechte gezien werd als een onheil-brengster. Door haar kan de geschiedenis van vader op zoon verder gaan. Het verhaal begint opnieuw.

Met de verwijzing van Matteus naar Tamar bezinnen we ons, hoe de Eeuwige en zijn thora doorbreken op de moeilijkste momenten in het leven en in de geschiedenis. Die doorbraak horen we terug in de naam van Tamars zoon Peres (doorbraak). De naam van zijn tweeling-broer geeft ook hoop: Zerach (morgenrood). Met hun geboorte breekt het licht door, dat de dubbele moraal niet het laatste woord heeft tegenover de gerechtigheid (tsedaka) van de thora.
Er is toekomst, als er broederschap is, en zusterschap.

Het mooie is dat die broederschap gered wordt door Tamar, een vrouw, met wie aanvankelijk alleen maar gedaan wordt (zoals ook met de vrouw van Juda), maar die vervolgens het heft in hand neemt om te zorgen voor toekomst.

Onze eerste indruk van dit verhaal was: wat een vreemde wereld! Maar als je je door de vertellers laat meenemen die wereld in, blijkt het veel dichterbij dan we denken. Zo vergaat het mij tenminste.
Want zoals Tamar zijn er nog altijd velen. Mensen die geen plek in onze samenleving kunnen veroveren. Die de aansluiting missen en over de rand gedrukt worden. En daar hun eigen listen verzinnen om toch te overleven. Daarbij vaak balancerend op de rand van het toelaatbare. Met daarnaast de gesettelden, de Juda's. Die natuurlijk het gesjoemel van wie aan de onderkant moeten zien te overleven, veroordelen. Maar ondertussen maar wat graag van hun diensten profiteren. Als schoonmakers, als zwartwerkers. En inderdaad ook als prostituees.
Maar die hen verder liever niet kennen. Laat staan hen tot hun recht willen laten komen.
Er is dus minder veranderd dan we denken. Zoveel moeite kost het nu ook weer niet om je in deze spiegel toch te herkennen, en je door dit verhaal te laten raken.

Want ondanks die donkere ondertoon, is het toch vooral een verhaal met een belofte. Het gaat over toekomst, over recht voor rechtelozen. Over de doorbraak van Gods heil in onze rauwe, dubbelzinnige wereld. En over de rol die u en ik daarbij spelen kunnen.

Voor de één, zegt dit verhaal, zal die rol de rol van Tamar kunnen zijn: Opstaan, je kansen zien en ze gebruiken. Zorgen dat je een stem, een gezicht krijgt. Je hebt lang genoeg gezwegen! Al kan je de wereld niet veranderen, toch spreken, een appèl doen op de anderen, want dat kan je wel.

Voor de ander zal die rol de rol van Juda zijn: Een ander stem geven. Je laten aanspreken. Jouw zienswijze en manier van omgaan met de dingen loslaten. Zelfs tot op het punt dat je durft te zeggen: jij hebt gelijk. Ik doe jou geen recht.

Tot beide worden wij in dit verhaal opgeroepen en bemoedigd. Durf je mond open te doen. En wees zo dapper om naar jezelf te zien door de ogen van de ander. Onze wereld zal dan niet instorten, zoals wij altijd weer vrezen. Zerach, morgenrood zal dagen! Peres, Gods toekomst breekt door!

Is dat messiaans?
Ja, dit nog: Waar zien we de hand van God in deze vertelling van Matteus? De bijbel is toch heilsgeschiedenis, meer dan gewone mensengeschiedenis? Een rode draad in de bijbel is toch: "Voor kleine mensen is Hij bereikbaar, Hij geeft hoop aan rechtelozen" (Ps 72).

Als dus Tamar opkomt voor haar recht, dan mag ze verwachten dat God aan haar kant staat.
Tamar: een slimme meid, een meid die opkomt voor haar recht. Zij schrijft geschiedenis. Beter nog: Tamar schrijft toekomst. Tamar is op de messiaanse toekomst voorbereid.
In haar nageslacht, in Peres' en Zerachs namen klinkt de verrassende komst van Gods liefde door.

Hetzelfde zíen we bij Jezus, zo laat Matteüs zien. In het geslachtsregister laat hij zien dat Jezus van Tamar haar rechtvaardigheid (tsedeka) geërfd heeft en haar moed om thora te doen -met gevaar voor eigen leven. Aan zijn gemeente geeft Jezus Juda's vermogen door om terug te komen op gemaakte fouten.
Matteus zegt dus dat in Jezus opnieuw duidelijk wordt dat God niet moe wordt van die dwaze mensen die een verkeerde kant opgingen, op dood spoor geraakten. Hij geeft een nieuw begin.

De dreunende hamerslag van Matteüs 'verwekte', 'verwekte', 'verwekte', wordt onderbroken door vier vrouwen. Zij doen ons de geschiedenis herinneren, maar wel vanuit een bepaalde hoek. Het is de geschiedenis van mensen met God, een zeer menselijke geschiedenis. Er worden fouten gemaakt, blunders. Maar telkens wordt er opgestaan, worden er moedige keuzes gemaakt en gaat op die manier de geschiedenis verder. 'Vroeger' is niet romantiek vol met goede herinneringen, maar vroeger bestaat ook uit menselijk falen en uit vreemdelingen die jou de weg moesten wijzen. En telkens begint de geschiedenis van God en zijn mensen opnieuw.

Welke fouten wij ook maken, welke verkéerde keuzen wij ook hebben gemaakt, telkens opnieuw kom je mensen tegen, die jou erop wijzen… dat was niet goed. En telkens opnieuw zegt God: "Kom, je mag samen met Mij opnieuw beginnen!"

Tenslotte.
De hamerslag van het verwekken blijft maar klinken. 'verwekte', 'verwekte'. God blijft maar doorgaan..., totdat de hamerslag van verwekken plotseling ophoudt bij het noemen van de naam Jozef in Mat. 1:16;

   Jakob verwekte Jozef, de man van Maria
   uit wie geboren is Jezus die Christus wordt genoemd.

De opeenvolging van vader op zoon wordt hier weer verbroken. Jozef is enkel de man van Maria, hij is níet degene die Jezus verwekte. Daar was geen mens, geen man voor nodig maar alleen een handeling van God, de God van Israël. Jozef wordt hier uitgeschakeld, aan de zijlijn gezet.
Het is Gods werk, Gods geschiedenis, Jozef komt er niet bij te pas. En dan begint Mattheüs pas goed te vertellen: nee, Jozef komt er niet aan te pas, want het zat zo...

De geschiedenis van God en de mensen is een menselijke geschiedenis.  Er worden fouten gemaakt, er wordt opgestaan door mensen en er wordt gevraagd om gerechtigheid. Er worden keuzes gemaakt en er worden zonen geboren... de geschiedenis gaat door en God blijft er bij.

De gewone loop van de dingen wordt veranderd. De puinhoop die wij er telkens van maken wordt omgekeerd. Een nieuw begin en dat vraagt om een keuze:
Blijven wij stilstaan bij het oude en het vertrouwde, of gaan wij -samen met Abraham en Sara- op weg naar een onbekende toekomst? Leggen wij ons neer bij onrechtvaardigheid, of bedenken wij ook plannetjes om het recht te laten zegevieren, zoals Tamar dat deed.

Het zijn opdrachten voor het leven. Het leven moet in het teken staan van recht, gerechtigheid, openheid en gastvrijheid voor vreemdelingen, trouw. Allemaal niet door geboorte, maar door eigen keuze.

Het gaat niet alleen over het leven van Jezus dus. Het gaat ook en vooral over het leven van de gemeente voor wie Matteüs schrijft; ook over ons dus. Door de keuzes die wij maken, mogen we de geschiedenis van God met de mensen mee helpen schrijven.

Recapitulerend: Zijn de vragen aan bod gekomen: Wat is de geschiedenis die dit evangelie naar boven wil halen met het noemen van deze vrouw? Welk licht werpt het op Jezus dat juist deze vrouw genoemd wordt in het ´boek van zijn geboorte´? En de uiteindelijke vraag: waar is God in deze geschiedenis, wat wil er over God gezegd zijn?

    Mechelen, 1 okt. 2012.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.