Voor en na mijn ervaringen in Israel en de Palestijnse gebieden
wil ik genuanceerd blijven denken en kijken naar beide
bevolkingsgroepen die daar recht van bestaan claimen. Ik denk dat
me dat lukt.
Lang geleden ben ik vrijwilliger geweest in een Israelische
kibbutz en het was mede door mijn Nederlandse, christelijke
achtergrond dat ik geleerd had verbondenheid te voelen met het
volk Israel; het volk van wie we door hun heilige geschrift hebben
kennis gemaakt met hun God en waardoor we als christenen via de
specifieke joodse Godszoon Jezus die God ook als voor-ons hebben
aanvaard (niet als god van ons, maar God voor ons).
Dit jaar ben ik waarnemer geweest in de Westbank en ik heb daar
onder anderen kennis gemaakt met mede-christenen in Nablus
(Sichem) en Betlehem en Jericho en Jerusalem. Ook heb ik kennis
genomen van de oproep van gezamenlijke kerken daar aan
mede-gelovigen in Europa en Amerika en de rest van de wereld, om
samen te bezien of het wel bijbels te verantwoorden is dat de
staat Israel met geweld grondgebied bezet houdt, Palestijnen
daarvan verdrijft en slechts voor Israelische, joodse burgers in
bezit en gebruik geeft. Mijn mede-christenen vragen aan mij te
bezien of het wel klopt dat ik met de bijbel in de hand deze
verdrukking kan verantwoorden. Zij, de mede-christenen met wie ik
me verbonden weet, vragen dus eigenlijk of ik een juist godsbeeld
heb aangenomen van het volk van de traditie waarmee ik me ook
verbonden acht. Klopt het dat de God die ik heb leren kennen een
God is die verdrukking toelaat?
Dit zou een spagaat lijken. Er zijn christenen die zich samen met
sommige (hoe-vele?) joodse bijbeluitleggers hier uit redeneren met
de bewering dat God dit land, dit welbepaalde afgebakende
grondgebied, aan 12 specifieke stammen beloofd heeft, ooit. Dit is
wat zij in de bijbelse teksten lezen, zo zeggen ze. En het feit
dat het daar staat, is afdoende argument voor hen. De vraag of dit
in de praktijk onderdrukking van andere medemensen betekent, wordt
hier buiten beschouwing gelaten, zo is mijn indruk.
Ik wil hier een ervaring inbrengen van mijzelf, van wat ik begin
dit jaar gezien heb toen ik in Jerusalem was. Een ervaring van
bedroevende ellende van joodse Israelies. Als ik op een
vrijdagavond (sabbath) kijk naar de joodse bevolking die naar de
synagoge snelt, dan valt mij op hoeveel -vooral ook jonge- mensen
er armoedig uitzien, bleek en mager. En mijn indruk is dat ze niet
blij zijn, noch vrolijk. De kleding die ze dragen, waarmee ze
laten zien bij welke religieuze stroming ze horen, is veelal
zwart, maar ook oud, afgedragen. Voor mannen en voor vrouwen en
voor kinderen. Beter kunnen ze zich kennelijk niet meer
permitteren.
Intern in Israel blijken er steeds meer mensen die vanwege de
kritische economische situatie mopperen op hun regering dat er
zoveel van de staatsbegroting naar de bezetting gaat. Want
tegelijkertijd groeit in Israel de werkloosheid en de armoede.
Een ander klein, maar wel kenmerkend voorbeeld: Nabij het dorp
Yanoun waar wij als internationale waarnemers gestationeerd zijn,
op de weg die pas weer door een accoord werd open verklaard, wordt
met stenen naar passerende auto´s gegooid, door kinderen van het
settlement, met hun ouders op de achtergrond. En de Israelische
militairen, die in dit gebied de orde-handhavende taak hebben,
grijpen niet in, zo vertelt het opvolgende EAPPI-team mij; zij
zijn getuigen. Met welk mensbeeld groeien deze kinderen op, zo
kunnen we ons afvragen.
Als ik al de slachtoffers zie, angst bij Palestijnse dorpsbewoners
die dagelijks lastig gevallen worden door brutale ´gewone´ burgers
die boven op de berg een illegale nederzetting bevolken en angst
in de ogen van Israelische moeders die van extreme rabbi´s te
horen krijgen dat ze als uitverkoren volk logischerwijs
confrontatie van vijanden moeten verwachten, dan hou ik mijn hart
vast.
Het zijn de mensen-daar van wie ik de vraag om anders te kijken
duidelijk te horen heb gekregen. Het is vanwege de vraag van
Palestijnse christenen dat ik ben gegaan om aan het
EAPPI-programma mee te doen. En het is door daar aanwezig te zijn
dat ik dezelfde vraag ook heb horen klinken van Israelische joden
en van Palestijnse moslims. Het zijn christenen die van hun
mede-christenen vragen de bijbel anders te willen verstaan. ´Wij
vragen van onze zusterkerken om de zonde van de bezetting niet te
voorzien van een theologische dekmantel. Help de twee volken hier
om gerechtigheid, vrede, veiligheid en liefde te realiseren´
(Kairos-document 2009). Het zijn joodse burgers die van hun
wereldwijde volksgenoten vragen de staat Israel te helpen om
democratie echt in praktijk te brengen (iedereen gelijke rechten).
Het zijn moslim-burgers die aan hun leiders vragen om te zorgen
dat eenieder in waardigheid kan samen-leven.
Het is echt hoog tijd om anders te gaan denken, en nog steeds
genuanceerd, want hoe lang nog zal het duren vóor het mensbeeld en
het wereldbeeld (en het daarmee samenhangend Godsbeeld) weer
enigszins hersteld zijn.
Ik heb meerdere mensen horen zeggen: vroeger konden we ook naast
elkaar leven, als moslims, christenen en joden in hetzelfde dorp,
in dezelfde stad, in dezelfde landstreek. We willen gewoon in
vrede onze kinderen groot brengen, net als andere mensen op de
wereld.
( In Mosaïque, sept. 2013; Franstalig maandblad in de VPKB)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.