Wat voor ´zinnigs´ kan je leren uit een analyse van de economische en theologische ontwikkelingen gedurende de periode tussen de crisis van de jaren ´30 en die van eind jaren ´80/begin ´90.
Ik haal er criteria uit voor een christelijke theologie die maatschappelijk relevant wil zijn.
Op de pagina Maatschappij en Geloof in de geschiedenis, par. 2.3, is mijn analyse te lezen.
Overigens, wie in het verlengde van mijn tekst een overzicht weet vanaf 1993 t/m de huidige crisis, ik houd me aanbevolen.
Hieronder vind je enkele conclusies.
Christelijk geloof kan een belangrijke rol spelen bij herwinnen van
zelfverantwoordelijkheid van 'het volk' als ze: in de eerste plaats een
konkrete analyse maakt -vanuit 'het volk'- van de maatschappelijke
werkelijkheid en de rol van religie daarin; het geweld van de
onderdrukkers wordt als afgoderij afgewezen.
In de tweede plaats zal ze -de mogelijkheid van- religiekritiek baseren
op de bijbelse God; deze grond van kritiek, dit subjekt van oppositie
zal zodanig funktioneren dat ze redelijk zal zijn (in dit geval
'schepping' en 'openbaring'); en ze zal een logische oppositie
(tegenover afgoderij) zijn.
In de derde plaats zal ze -vandaaruit- handelingsperspektief bieden aan
het 'volk': Het volk voert een gerechtvaardigde strijd, ís daarvoor zelf
verantwoordelijk (subjekt) -in principe- en hééft voor die eigen
invulling ook de mogelijkheden, in de praktijk. Het Verhaal
subjektiveert het volk tot zelfverantwoordelijkheid voor reële
toekomstmogelijkheden.
Niet-gelovigen blijken dit gevaarlijk te vinden voor hun heersende orde.
De vraag 'hoe kan het dat er christenen vertegenwoordigd zijn aan beide
zijden' wordt in de Europese kontext niet algemeen beleefd, denk ik,
omdat een dergelijke tekst stuit op de sekularisatie en op de
individualisering. In Europa zal het veeleer gaan over de vraag hoe
individuen van 'religie' verlost kunnen worden, daar waar ze meenden
daarvan al verlost te zijn.
Geloof in God JHWH moet dus (nog twee kriteria:) sekulier te
verantwoorden zijn en individuen in hun konkrete situatie aanspreken.
Anno 1993 worden de kerken in Nederland en België voor een groot deel gevormd door
mensen die zich burger achten: zij hebben er enerzijds belang bij dat
de voor hen voordelige verdeling van welvaart en de
produktieverhoudingen (bezitter-afhankelijke) in stand blijft.
Anderzijds zijn ze moreel aanspreekbaar op de noden van de wereld.
In deze kerken is een strijd gaande over de gangbare idee dat het God om
het geestelijk welbevinden van mensen gaat. Een minderheid vindt dat
het om materieel recht van armen gaat. Beide partijen in de strijd
houden recht dat ze iets hebben aan de godsdienst die in de kerken
geoefend wordt. De heersende ideeën zijn in de heersende theologische
stromingen terug te vinden. Dat is denk ik, gedeeltelijk te verklaren in
de 'bekering' van keizer Constantijn; sindsdien behoort de christelijke
godsdienst tot de gevestigde orde. Het volk heeft er afstand van
genomen, ze wordt niet aangesproken. (Een kerk ván de armen was zij
sinds Constantijn niet meer.)
Ik ben er echter met Ter Schegget van overtuigd dat de God van de bijbel
partijdig is. Het kan niet bestaan dat het Verhaal meervoudig wordt
uitgelegd, in praktijk wordt gebracht. Ter Schegget zegt dat in de
bijbelse grondstruktuur het mythische ondergeschikt is aan het
messiaaanse. Mythisch is gericht op het verleden en ontspringt aan de
behoefte aan orde. Messiaans is gericht op de toekomst en ontspringt aan
het verlangen naar vrijheid. De messiaanse God roept weg uit de
bancirkel van de heersende religie. De bijbelse geschriften zijn
getuigenissen van mensen over hun omgaan met de oproep van die God van
de Exodus om anders te denken en te handelen, om op weg te gaan uit het
huis van de slavernij.
'Ekonomische theologie' spoorde interne tegenstrijdigheden op die met
een beroep op een (verborgen) god verdoezeld worden (Fetisjisme, zie Van
Leeuwen en Hinkelammert.) Theologie volgens de visie van Van Leeuwen
zet zich in als religiekritiek. 'Theologie is tegen de binnenwereldse
theos, tegen de heersende religie; ze ontmaskert de religieuze
legitimering van onderdrukking en uitbuiting.' Deze visie is
ongebruikelijk maar, religiekritiek heeft een lange
traditie. Ook onder godsdienstigen, gelovigen die slechts de ene God van
de TeNaCh erkennen, of van de Bijbel, of van de Qur'an, of van ... ,
blijken er velen onderhevig aan de nieuwe religie. Een van hen ben
ikzelf zoals ik heb moeten onderkennen.
'Theologie aksentueert zich ten opzichte van de andere wetenschappen
door binnen het netwerk van de afzonderlijke vakwetenschappen dóór te
blijven vragen naar het geheel', zegt Van Leeuwen. Voor hem betekent dat
'dat theologie atheïstisch wordt; ontmaskering van de religie is een
noodzakelijke voorwaarde om de maatschappij te kunnen veranderen.
Theologie gaat daarmee in op de vraag die haar gesteld moet worden:
Stelt zij mensen in staat lief te hebben, bevordert zij de bevrijding
van individu en maatschappij, de bevrijding van elke poging de wereld in
zichzelf besloten te laten. Zet zij mensen tot vrijheid aan? In de
bijbel is de grond van deze opvatting te vinden. Daar wordt de
geschiedenis verteld van een telkens herhaalde doorbraak door de
ban-cirkel van de religie, gehoor gevend aan de messiaanse oproep uit te
trekken zonder dat je weet waar je uitkomt'.
Ik denk echter dat de theologie er op verdacht moet zijn dat in de
overgang naar het post-industriëel, het 'technotronisch' tijdperk de
huidige (af-)goden wel eens vervangen zouden kunnen worden door nieuwe.
(De volgende periode wordt gekenmerkt door handel en speculatie op de
aandelen-beurzen, de ´markten´. Het gaat niet meer over produceren van
goederen, maar over vergaren van over-waarde. Er wordt inmiddels
gehandeld in virtuele waarde.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Uw meedenkende reactie wordt op prijs gesteld.